Draghi houdt Italië op koers

maandag 31 mei 2021, 13:00, analyse van prof. dr. Harald Hendrix

Nu de Italianen zien dat er in rap tempo een einde komt aan de nachtmerrie van de Covid-pandemie, ontdekken ze dat het licht aan het einde van de tunnel ook zicht biedt op een samenleving die anders is dan het Italië waarin zij zijn opgegroeid. Zij ontwaken in een land dat beloftes op een betere toekomst biedt. Een land dat de zware last van een door politiek gekonkel verlamde overheid achter zich kan laten. Waar de kansen op herstel en groei niet als vanzelfsprekend verzanden in een giftige kluwen van procedures en (semi-)illegaliteit. Met dank uiteraard aan de ruimhartige bruidsschat die Europa het zwaar getroffen land in het vooruitzicht stelt. Maar ook als gevolg van de schuivende verhoudingen in de samenleving zelf, te beginnen in de politiek. Want het is juist deze bijvangst van de rampzalige epidemie die het fundament belooft te worden van een herstart die daadwerkelijk kan beklijven.

Het aantreden van Mario Draghi als premier in februari is zowel een symptoom als een gevolg van deze ontwikkeling. In het aanzicht van de afgrond en van het vergezicht van een veelbelovend nieuw begin moest de Italiaanse politiek kleur bekennen, en wel door zichzelf op een zijspoor te zetten. De door Draghi geleide nationale coalitieregering is bovenal een kabinet dat zich niet laat gijzelen door de vele elkaar beconcurrerende partijen die eraan deelnemen, maar dat integendeel deze partijen met een stevige houdgreep in bedwang weet te houden. Dat is zonder twijfel een verdienste van de briljante Draghi zelf, gepokt en gemazeld als hij is in het spel om in een politieke poel van kwakende kikkers toch een heldere en verantwoorde lijn uit te zetten. Maar het is ook een onvermijdelijk uitvloeisel van de stagnatie waarmee ongeveer alle partijen in de Italiaanse politiek te kampen hebben, een verschijnsel dat al vele jaren in kracht toeneemt en juist in de paniek van de pandemie zijn verlammende effect heeft getoond.

Na drie maanden regeren is wel duidelijk dat het door Draghi geleide kabinet in zijn missie slaagt. Netjes op tijd is een door alle betrokkenen gesteund herstelplan voor de besteding van de Europese solidariteitsgelden ingediend: een ambitieus maar toch realistisch geheel aan maatregelen dat het land de kans biedt om het noodzakelijke herstel om te buigen in een zo gewenste transitie van het economisch bestel. Minder zichtbaar, maar zeker niet minder belangrijk is dat de slagkracht van de overheid aanmerkelijk is versterkt. De centrale regie van het kabinet, en vooral van Draghi zelf, is in de loop van de bestrijding van de pandemie alleen maar krachtiger geworden. Dat blijkt uit de schermutselingen die de regering heeft moeten voeren met een paar gouverneurs van belangrijke regio’s, die hun politieke profiel probeerden te promoten door in weerwil van nationale richtlijnen eigen coronamaatregelen te nemen. Doordat dergelijke acties veelal contraproductief bleken kon de autoriteit van iemand als Draghi, met zijn langetermijnvisie en pleidooi voor een stabiel en betrouwbaar beleid, alleen maar toenemen.

Tegelijkertijd blijft het gezag van de politieke partijen slinken, en niet louter op nationaal niveau. In de landelijke politiek werkt de stolp van Draghi’s regering van nationale eenheid als een domper op het gebruikelijke gekrakeel. Hoe effectief dit is bleek onlangs uit de reacties op Matteo Salvini’s suggestie om de premier te lozen door hem te bevorderen tot staatshoofd, een pervers compliment dat alom in hoongelach werd gesmoord, niet in het minst door Draghi zelf. De gezocht onafhankelijke koers van provinciale partijleiders – overigens ook vaak uit kringen van de Lega – heeft hen amper de verhoopte statusverhoging opgeleverd. Tekenend voor de implosie die voor veel politieke krachten dreigt is de grote moeite die ze hebben om geschikte leiders te vinden. Komende herfst zijn er verkiezingen voor de gemeenteraden en hun burgemeesters, maar nogal wat partijen hebben de grootste moeite om aanspreekbare kandidaten te vinden voor steden als Rome, Milaan en Napels.

Even opvallend is dat landelijke partijen steeds meer de voorkeur geven aan leiders die een weinig uitgesproken ideologisch profiel hebben. Zo heeft de Vijfsterrenbeweging de tot voor kort partijloze ex-premier Giuseppe Conte als boegbeeld op het schild gehesen, en zoekt de socialistische PD zijn heil opnieuw bij de opvallend gematigde Enrico Letta die zeven jaar geleden nog door deze zelfde partij als premier hardhandig aan de kant werd gezet. Een dergelijk proces van depolitisering voltrekt zich ook op andere niveaus van de samenleving die tot voor kort strak in handen waren van de partijen. De coördinatie van de pandemiebestrijding is in handen gelegd van een generaal, niet een politicus: Francesco Paolo Figliuolo. De leiding van de inlichtingendienst is toevertrouwd aan een partijloze diplomaat, Elisabetta Belloni. En wat misschien nog meer telt: een populaire rapper als Fedez, die als influencer een miljoenenschare bereikt, heeft tijdens het 1 mei concert opzien gebaard door de staatsomroep Rai van partijgebonden censuur te betichten toen hij in zijn optreden de homofobie van de Lega aan de kaak wilde stellen.

De heilige huisjes van de Italiaanse partijenpolitiek hebben hun langste dagen gehad. Mario Draghi weet behendig gebruik te maken van dit momentum door een beleid vorm te geven dat niet alleen leidt tot herstel en groei, maar ook tot een slagvaardiger overheid die zich niet langer laat gijzelen door de nukken van een verlammende partijdynamiek.


Prof. dr. Harald Hendrix is hoogleraar Italiaans aan de Universiteit Utrecht

Deze bijdrage stond in