N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Sint Eustatius en de blijvende verantwoordelijkheden van het Koninkrijk
Nederland heeft het bestuur van Sint Eustatius overgenomen. Dat leidt tot even voorspelbare als onzinnige beschuldigingen van ‘koloniaal’ optreden. Kolonialisme werd gedreven door economische en geopolitieke motieven, maar daar gaat dit ingrijpen niet om. Daar heeft überhaupt de blijvende Nederlandse aanwezigheid in de Cariben niets mee te maken. Het Koninkrijk ligt nog steeds in de Cariben omdat Nederland er niet in slaagde weg te komen – niet omdat politiek Den Haag of het Nederlandse bedrijfsleven er grote belangen zagen of zien. En nog minder omdat de Nederlandse bevolking zo graag vasthoudt aan ‘de laatste restjes tropisch Nederland’, zoals W.F. Hermans ooit schreef. De onwil om een einde te maken aan het koloniale rijk verdampte na het verlies van Indonesië razendsnel.
Non-soevereiniteit boven onafhankelijkheid
Waarom kan Nederland niet weg uit de Cariben? Omdat op alle eilanden de overgrote meerderheid van de bevolking die band koestert, vooral uit welbegrepen eigenbelang, uit pragmatische overwegingen. Terecht: ze zijn te klein en kwetsbaar om het op eigen houtje te rooien. Den Haag heeft dat maar te accepteren. Dat is niet alleen een morele kwestie, het accepteren van de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de koloniale geschiedenis. Het is ook een juridische kwestie. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (1954), de ‘grondwet’ van het trans-Atlantische Koninkrijk, geeft de Caribische eilanden vetorecht tegen een eenzijdige beëindiging van de Koninkrijksbanden. En ook het internationale recht en de Verenigde Naties stellen dat het voor voormalige koloniën een legitieme keuze is om non-soevereiniteit te prefereren boven onafhankelijkheid.
Het Statuut voorziet in het waarborgen van deugdelijk bestuur door een Koninkrijksregering, waarin Nederland domineert. Dat is de basis waarop recent werd ingegrepen in Curaçao en Sint Maarten. Voor Sint Eustatius is die omweg niet eens nodig. Sinds de ontmanteling van de Nederlandse Antillen (2010) is het eiland, net als Bonaire en Saba, in Nederland geïntegreerd als ‘openbaar lichaam’, een soort gemeente. Goed bestuur daar is dus een Nederlandse verantwoordelijkheid. De overname van het Statiaanse bestuur treft een hopeloos verziekt en disfunctionerend lokaal bestuur. De doelstelling, herstel van deugdelijk bestuur, is legitiem. De opgave is om werkelijk een keer ten goede te maken en daarbij niet in de situatie te belanden dat het bestuur voor al te lange tijd in Nederlandse handen blijft. Dat zal niet meevallen.
Achterstallig onderhoud
Voor wie de Antilliaanse politiek en de Koninkrijksrelaties al wat langer volgt komt het Haags ingrijpen niet als een verrassing. Sterker, er is enige reden om te verwachten dat het hierbij niet zal blijven. Vorig jaar greep de Koninkrijksregering al in op Curaçao en Sint Maarten, en het is de vraag of het daarbij zal blijven. Er is veel achterstallig onderhoud, in alle bestuurlijke opzichten.
Maar dat is niet alles. Op de meeste eilanden is sprake van een ernstige sociaaleconomische problematiek. Dat is al decennia het geval, maar in de Haagse politiek geldt dat sinds jaar en dag als een probleem waarvan tegen beter in wordt gezegd dat de Antillen het zelf maar moeten oplossen. En intussen, al realiseert Den Haag zich dat nog nauwelijks, dient zich een nog veel groter probleem aan. Global warming en het stijgen van de zeespiegel gaan de komende decennia enorme problemen oproepen, op de Nederlandse eilanden maar ook in de rest van de Cariben. De aanpak van deze ecologische problematiek vergt ferme actie, op de ‘eigen’ eilanden maar uiteindelijk ook in regionaal verband. Ook dat behoort tot de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk – ongezocht, ongewild, maar onvermijdelijk.
Verantwoordelijkheid
Bij dit alles zijn, als gezegd, de ooit dominante economische en geopolitieke beweegredenen van het kolonialisme niet meer zo relevant. Maar het Nederlandse kolonialisme ontwikkelde allengs ook een ander motief, een gevoel van verantwoordelijkheid, een roeping tot ontwikkelingshulp avant la lettre. Daar gaat het nu om: verantwoordelijkheid nemen, in het klein voor het herstel van deugdelijk bestuur op Sint Eustatius, in het groot voor het waarborgen van de levensvatbaarheid van alle Caribische eilanden. Ging het om de Waddeneilanden, dan zou Den Haag niet twijfelen. Toch ontkomen wij er niet aan om ook verantwoordelijkheid te erkennen voor de Cariben. Een extra uitdaging daarbij, anno 2018, is om niet terug te vallen in het paternalisme en ook racisme van de goedbedoelde ‘ethische’ zendingsdrang uit koloniale tijden.