Het Deense kiesstelsel: nadenken over gemengde stelsels in drie dimensies

donderdag 27 maart 2025, 10:58, analyse van Bastian Michel

Dit is een bijdrage in Policy paper 14 van het Montesquieu Instituut. Lees het gehele paper hier

 
Michel 1

De klassieke tegenpolen bij de keuze van een kiesstelsel zijn het meerderheidsstelsel, zoals het Britse met zijn eenpersoonsdistricten, en het evenredigheidsstelsel, zoals het Nederlandse dat nauwelijks regionale indeling kent.1) Achter die tegenstelling zit een eenvoudige rekenkundige reden: hoe meer men het kiesgebied indeelt in regionale of lokale gesloten districten, des te vaker treden effecten van afronden naar hele zetels op, des te geringer is de evenredigheid. Landen met een indeling in een klein aantal meerpersoonsdistricten, zoals België, zitten ergens tussen de tegenpolen: verkozenen hebben een duidelijkere regionale band met hun kiezers dan in Nederland, maar het stelsel is aanzienlijk evenrediger dan in het Verenigd Koninkrijk. De keuze tussen meerderheidsstelsel, evenredigheidsstelsel of iets ertussen in kunnen we ons voorstellen als een schuifje op een schaal: net iets meer indeling in regio’s betekent net iets minder evenredigheid en andersom.

Het punt van het Deense kiesstelsel is dat men aan die eendimensionale samenhang wil ontsnappen. Het regionale element moet een plaats krijgen zonder dat dit de evenredigheid aantast. Het best of both worlds, of zoals het Deense ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid stelt: “Det danske valgsystem har søgt at bevare det bedste fra de to systemer: den matematiske retfærdighed og kandidaternes lokale tilhørsforhold” (“Het Deense kiesstelsel heeft geprobeerd het beste van de twee systemen te behouden: wiskundige rechtvaardigheid en de lokale verbondenheid van kandidaten”).2) Concreet werkt die in Denemarken zo dat het land is ingedeeld in tien kiesdistricten. Van de 175 nationaal te verdelen zetels worden er 135 vooraf over deze districten verdeeld, men gebruikt dus meerpersoonsdistricten.3) In een eerste stap worden dan, na de dag van stemming, zetels binnen elk district evenredig verdeeld op grond van de binnen het district uitgebrachte stemmen. Er treedt dan dus het nadelig effect van regionale indeling op. Dit wordt, in een tweede stap, rechtgetrokken door de nog overgebleven 40 zetels in een soort vereffenings-stap te verdelen en daarmee evenredigheid tussen partijen over het hele land te bereiken. Feitelijk worden daarvoor alle 175 zetels over de partijen verdeeld, binnen elke partij over de tien districten, en aldaar eerst ingenomen door de winnaars van de eerste verdeelronde. Als er zetels verdeeld zijn waarvoor er geen winnaar uit de eerste ronde is, is dat geen probleem: die worden vanuit een lijst aangevuld. Andersom is er wel een probleem, namelijk als een partij in een district in de tweede verdeelronde minder zetels krijgt dan er in de eerste ronde al lokaal waren gewonnen. Voor zo’n geval heb je een conflictregel nodig. In Denemarken luidt die: de lokale winnaar behoudt zijn of haar zetel. De evenredigheid wordt daardoor enigszins kromgetrokken. De grap is dat dit probleem in Denemarken nog nooit is opgetreden, met andere woorden: de 40 vereffeningszetels bleken tot nu toe steeds voldoende om de

evenredigheid landelijk te bereiken.

 
Michel 2

De Deense wetgever heeft zich dus succesvol onttrokken aan de eendimensionale visie van een schuifje tussen evenredigheid en regionale indeling en is erin geslaagd die twee dingen van elkaar los te koppelen. We leven als het ware in een tweedimensionale wereld, waarin méér regionale indeling niet eenzelfde afname in evenredigheid hoeft te betekenen.

Een belangrijke vraag blijft natuurlijk wat er gebeurt als het een keer niet past: zou de Deense regel dat dan het regionale element wint van de evenredigheid in Nederland te rijmen zijn met de vereiste van “evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen” van artikel 53, eerste lid, van de Grondwet?

 
Michel 3

Een nog principiëler probleem is dat gemengde stelsels zoals het Deense, met hun belofte van the best of both worlds, al snel heel ingewikkeld kunnen worden. Een bijzonder duidelijk voorbeeld van de gevaren van over-complexiteit was tot voor kort in Duitsland te vinden. Een combinatie van evenredigheid tussen partijen landelijk, en evenredigheid binnen elke partij tussen haar deelstatelijke subgeledingen, plus een stelsel van lokale eenvoudige meerderheid voor een districtskandidaat, leidde daar tot een onverwacht effect. Stemmen konden averechts uitpakken: een partij had een zetel minder omdat kiezers op die partij gestemd hadden. Waren die kiezers thuisgebleven, dan had de partij een zetel meer gehad. Dat is natuurlijk absurd. Twee jaar geleden heeft men dit opgelost door districtszetels niet langer toe te kennen als het evenredig zetelcontingent van de partij niet voldoende is: een conflictregel precies tegengesteld aan die in Denemarken. Het voorbeeld laat zien dat men met overdreven doelstellingen uiteindelijk kan aanlopen tegen wat rekenkundig überhaupt mogelijk is. Hoe meer men door kunstige greepjes evenredigheid en regionale indeling met elkaar combineert, des te groter de kans op complexiteit is. Kiezers moeten, in ieder geval in beginsel, kunnen begrijpen welk effect hun stem kan hebben. Eigenlijk zijn er dus drie dimensies die voor de ontwerper van een kiesstelsel relevant zijn: evenredigheid, de regionale band, en eenvoud.


  • 1) 
    Verdeling van gewonnen zetels over regionale lijsten binnen partijen via de kieskringen is ondergeschikt aan de verdeling van zetels tussen de partijen; van de vrijwillige mogelijkheid regionaal verschillende kandidaten te stellen wordt door de partijen steeds minder gebruik gemaakt.
  • 2) 
    Indenrigs- og Sundhedsministeriet, ‘Det danske valgsystem: Valg til Folketinget’, https://www.valg.im.dk/valg/valgsystemet/opgoerelse-af-folketingsvalg/