N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Vier tinten uiterst rechts? Radicaal-rechtse partijen in vergelijking
Tot voor kort bestond het Nederlandse politieke landschap uit twee blokken: links en rechts. Sinds de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 lijkt er echter rechts van de VVD een radicaal rechts-populistisch blok te zijn ontstaan. Inmiddels heerst er forse rivaliteit binnen dit blok: met de PVV, FVD, JA21 en BVNL zijn er maar liefst vier politieke partijen die proberen kiezers te werven aan de uiterst rechtse flank van het politieke spectrum. Maar wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen deze partijen?
Radicaalrechtse partijen hebben een ideologie waarin drie elementen belangrijk zijn: nativisme, autoritarisme en populisme. Nativisme stelt dat uitsluitend inheemse, ‘eigen’ bewoners tot de natiestaat behoren, en dat niet-inheemse personen (migranten) en ideeën een bedreiging voor de homogene natiestaat vormen. In het autoritarisme staan orde en veiligheid centraal, oftewel het geloof in een strikt geordende samenleving waarbinnen overtredingen van de regels streng bestraft dienen te worden. Populisme gaat uit van een homogeen en deugdzaam volk, dat wordt verraden en uitgebuit door een zelfzuchtige en corrupte elite. In deze bijdrage brengen we de verschillen en overeenkomsten van de PVV, FVD, JA21 en BVNL op deze en enkele andere terreinen in kaart. Eerst gaan we na in hoeverre deze drie ideologische kenmerken aanwezig zijn bij deze vier partijen.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Nativisme is bij al deze partijen nadrukkelijk aanwezig, al zijn er kleine verschillen te bespeuren in de manier waarop het tot uiting komt. Bij alle vier partijen staat de bezorgdheid over ‘massamigratie’ centraal. De PVV waarschuwt voor een ‘asieltsunami’ van ‘niet-westerse allochtonen’, JA21 heeft het over ‘ongecontroleerde massa-immigratie’, BVNL over 'de eindeloze toestroom van asielzoekers’ en bij FVD is er sprake van ‘massale immigratie van kansarmen’. Alle vier de partijen pleiten dan ook voor het beperken van immigratie en willen het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties opzeggen. PVV en BVNL willen een volledige asielstop, terwijl JA21 een tijdelijke stop ambieert en FVD een ‘moratorium op asielaanvragen van ten minste 10 jaar’ nastreeft. BVNL overweegt zelfs om asielopvang uit te besteden aan ‘partnerlanden zoals Rwanda’. De motieven van de partijen zijn deels materieel van aard (de hoge kosten van de opvang, profiteren van sociale zekerheid, woningnood), maar nog sterker cultureel: het beschermen van de Nederlandse tradities, cultuur en identiteit komt bij alle vier partijen ruimschoots aan bod.
Nativistische partijen vinden dat de islam niet in Nederland thuishoort. Dat is zeker de mening van Wilders, die als vanouds zijn pijlen op deze religie richt. Zo wil de PVV een verbod op islamitische scholen, korans en moskeeën. Ook bij JA21 en BVNL is er sprake van anti-islam standpunten, zij het dat deze partijen minder ver gaan dan Wilders. Ze steunen een verbod op buitenlandse financiering van moskeeën, maar niet een verbod van deze gebedshuizen. JA21 wil daarnaast ook strenger toezicht op informele islamitische onderwijsinstellingen. Opmerkelijk genoeg komt in het FVD-programma de islam niet voor, terwijl de partij in haar verkiezingsprogramma van 2021 nog waarschuwde voor ‘grote groepen (overwegend islamitische) immigranten’ en een ‘toenemende radicalisering binnen het Islamitisch onderwijs’. Gezien de groeiende populariteit van FVD onder moslimjongeren is de afwezigheid van negatieve uitspraken over de islam niet verbazingwekkend.
Ook autoritisme is duidelijk zichtbaar in de programma’s van de vier partijen: law and order krijgen veel nadruk. Zo stellen ze alle voor extra financiële middelen toe te kennen aan politie en defensie. De PVV wil bijvoorbeeld geld vrijmaken voor 10.000 extra politieagenten. Daarnaast wil zij ‘onze Defensie inzetten voor de nationale veiligheid’ en voor ‘grensbewaking’. FVD wil een ‘hoger defensiebudget ten behoeve van Nederland’ en meer steun voor de politiemensen op straat. JA21 eist (net als de PVV) dat de politie ‘weer de baas op straat’ wordt en maakt zich sterk voor forse investeringen in ‘de gehele veiligheidsketen’. BVNL wil een krijgsmacht die ‘volledig soeverein’ is, met voldoende personeel en materieel en een ‘eigen Nederlandse defensie-industrie’. Daarnaast wil de partij dat er ‘meer politie op straat’ komt, waaronder wijkagenten en Buitengewone Opsporingsambtenaren (BOA’s), die ingrijpen ‘als mensen de regels overtreden en overlast veroorzaken’.
Volgens alle vier partijen moet tevens de (zware) criminaliteit hard worden aangepakt: unisono eisen ze de invoering van minimumstraffen voor bepaalde delicten (met name zedenmisdrijven en geweldsdelicten) alsmede zwaardere straffen. Opvallend is wel dat FVD softdrugs geleidelijk wil legaliseren.
De mate waarin de vier partijen als populistisch kunnen worden aangeduid loopt nogal uiteen. De PVV is het duidelijkst: in Nederland regeert een ‘links-liberale elite’; ‘de rest mag wel belasting betalen, maar niet meepraten’. FVD spreekt van een ‘partijenkartel’, wat wil zeggen dat een klein groepje mensen uit de gevestigde partijen deel uitmaakt van de ‘bestuurlijke baantjescarrousel die Nederland domineert’, met als gevolg een ‘gesloten bestuurscultuur’. (Opmerkelijk genoeg pleit de partij van Baudet wel voor een hoogopgeleide maatschappelijke elite: universiteiten en conservatoria zijn volgens de partij bedoeld voor een select gezelschap.) BVNL is al veel minder als populistisch te kwalificeren. Volgens deze partij is er wel ‘alom sprake van netwerkcorruptie en vriendjespolitiek’; zij vindt dat ‘het gepolder in de achterkamertjes moet stoppen’ en dat de macht moet worden weggehaald bij de staat om die ’weer terug te leggen bij de mensen’. Dat laatste vindt JA21 weliswaar ook, maar zij formuleert dit veel neutraler. Populistisch getoonzette kritiek op de elite of het establishment komt in haar programma niet voor. JA21 noemt evenmin het vervangen van het wachtgeld voor politici door de standaard WW-regeling, zoals de overige drie dat wel bepleiten. Met BVNL en de PVV vindt JA21 overigens wel dat het ‘gezond verstand’ weer moet zegevieren, FVD zweert bij ‘gezonde scepsis’.
Of ze nu volbloed populistische partijen zijn of niet, het viertal is het er over eens dat direct-democratische hervormingen noodzakelijk zijn om de invloed van de kiezers op de politieke besluitvorming te vergroten. Deze omvatten maatregelen zoals bindende referenda en de directe verkiezing van de burgemeester en de commissaris van de koning. FVD bepleit zelfs een ‘recall', waarbij burgers in een referendum tussentijds falende bestuurders kunnen vervangen. BVNL stelt bovendien de directe verkiezing van de Eerste Kamer voor; de PVV gaat een stap verder en bepleit afschaffing van de senaat (JA21 en FVD spreken zich hierover niet uit). JA21 en BVNL willen bovendien een (gedeeltelijk) districtenstelsel met regionaal gekozen politici, zodat er ‘meer binding ontstaat tussen kiezer en volksvertegenwoordiging’ (aldus BVNL).
Verder staan alle partijen kritisch tegenover de Europese Unie; Europese integratie staat voor hen gelijk aan het verlies van nationale soevereiniteit. Niettemin verschillen ze inhoudelijk in hun eurosceptische opstelling. FVD wil het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie opzeggen ‘middels een intelligente uittreding uit de Unie’. De PVV en BVNL willen een referendum over het EU-lidmaatschap afdwingen, terwijl JA21 voorstander is van een ‘andere Europese Unie’ die enkel gebaseerd is op economische samenwerking.
Daarnaast is er bij alle partijen sprake van klimaatscepsis. De PVV wil geen dictaten of ‘hysterische reductie van CO2’, en de FVD wil ‘stoppen met alle vormen van klimaatbeleid, stikstofbeleid en “duurzaamheid”’. BVNL vindt ‘zonnepanelen op woningen en kantoren [...] prima’, maar duurzaamheid mag volgens de partij ‘nooit een obsessie worden’. Bovendien willen alle partijen inzetten op kernenergie. Opvallend is dat met uitzondering van de PVV, de overige partijen de gaswinning in Groningen willen herstarten.
Op het gebied van medisch-ethische kwesties als abortus en euthanasie benadrukt BVNL de vrijheid van het individu en het recht om persoonlijke keuzes te maken. Daarom staat de partij achter het recht op euthanasie binnen het huidige wettelijke kader en beschouwt zij abortus als het individuele recht van de vrouw. JA21 erkent eveneens de essentie van het recht op abortus als een vrouwenrecht en wil dit niet inperken, maar benadrukt wel het belang van een zorgvuldige benadering. Ook steunt de partij de bestaande regelgeving omtrent euthanasie met een medische indicatie, maar zij streeft niet naar verdere uitbreiding. FVD sluit zich aan bij het standpunt van JA21 met betrekking tot euthanasie, maar heeft geen uitgesproken standpunt over abortus in zijn programma. In tegenstelling tot de voornoemde partijen, blijft de PVV geheel stil over de kwesties van abortus en euthanasie.
Bij alle vier partijen zijn de kernelementen van nativisme, autoritarisme en populisme aanwezig – zij het in uiteenlopende doseringen. Programmatisch zijn er tussen de hier besproken partijen wel een aantal verschillen op te merken. Op sociaaleconomisch vlak lijken FVD en met name BVNL en JA21 liberaler, terwijl de PVV zich ‘linkser’ profileert. Bij de PVV en BVNL is er sprake van een verhoging van het minimumloon, terwijl JA21 juist waarschuwt voor de ‘opwaartse effecten’ van een dergelijke verhoging. FVD zwijgt over het minimumloon, maar uit andere standpunten blijkt dat de partij wel degelijk als ‘rechts’ op sociaaleconomisch vlak kan worden bestempeld. Zo vindt de partij dat werk ‘de beste remedie tegen armoede is’ en dat sommige uitkeringen ‘nu te royaal’ zijn: ‘De bijstandsuitkering moet een vangnet zijn – geen hangmat’, aldus FVD.
Wat betreft LHBTIQ+ rechten is JA21 voorstander van ‘vrijheid van seksuele voorkeuren’. BVNL wil ‘geen opgedrongen seksuele vorming van jonge kinderen op lagere scholen’, terwijl de PVV zich uitspreekt tegen ‘genderwaanzin’. Hoewel Wilders in het verleden een uitgesproken voorstander was het homohuwelijk (als een verworvenheid van de Westerse beschaving die beschermd dient te worden tegen de toenemende islamisering), lijkt dit thema naar de achtergrond te zijn verdwenen. FVD besteedt daarentegen volop aandacht aan de bestrijding van wat het ‘Woke en LGBT-propaganda’ noemt. Zo pleit de partij bijvoorbeeld voor een verbod op ‘transgender-propaganda op scholen en in jeugd-tv-programma’s’. Bovendien moet het onmogelijk worden voor minderjarigen om geslachtsveranderingsoperaties of hormoontherapie te ondergaan en puberteitsremmers te nemen.
Een ander opvallend onderscheid tussen de vier partijen betreft de mate van aandacht die FVD en met name BVNL besteden aan de nasleep van de coronapandemie, terwijl dit thema bij JA21 en de PVV niet of nauwelijks aan bod komt. FVD wil bijvoorbeeld een ‘vrijheidswet’ invoeren om toekomstige regeringen te weerhouden van het opleggen van lockdowns, vaccinatieverplichtingen en andere beperkingen die de persoonlijke vrijheid beperken. Volgens BVNL markeert de coronatijd ‘een zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis’: ‘Geen lockdowns meer, geen avondklok, geen schoolsluitingen, geen verplichte mondkapjes, en geen vaccinatiedrang, -dwang of zelfs -plicht’.
Ook in hun internationale oriëntatie zijn er verschillen te signaleren. De PVV staat bekend als uitgesproken pro-Israëlisch, terwijl FVD in het verleden juist beschuldigd is van antisemitisme. JA21 wil de banden met Israël versterken door de Nederlandse ambassade naar Jeruzalem te verplaatsen. BVNL daarentegen laat zich in zijn verkiezingsprogramma niet over Israël uit. Ook in hun houding tegenover Rusland verschillen de vier partijen van elkaar. De PVV en JA21 beschouwen Rusland als de agressor in de context van de oorlog in Oekraïne, maar de partij van Wilders is tegen het verlenen van materiële steun aan Kyiv. In het programma van BVNL wordt Rusland niet expliciet genoemd, maar de partij zegt wel dat ze zich aan de NAVO-verplichtingen willen houden. FVD stelt het NAVO-lidmaatschap ter discussie, pleit voor normalisering van de verhoudingen met Rusland en wil de sancties opheffen.
Afgaande op de verkiezingsprogramma’s kan het uiterst rechtse blok in de Nederlandse politiek (rechts van de VVD) niet homogeen worden genoemd; daarvoor verschillen zij onderling te veel. PVV en FVD kunnen als populistisch worden gekenschetst; BVNL en zeker JA21 veel minder. Wel willen zij alle de kiezer meer grip geven op de besluitvorming door de invoering van direct-democratische hervormingen, maar hun concrete voorstellen zijn niet allemaal identiek. Nativistisch zijn de vier partijen wel: alle willen ze de ‘massamigratie’ inperken, zij het dat ze het met elkaar oneens zijn over hoe lang een asielstop zou moeten duren. De PVV is uitgesproken anti-islam, de andere partijen daarentegen veel minder (FVD noemt de islam niet). Wat betreft law and order is het viertal tamelijk eensgezind: de criminaliteit moet worden aangepakt met meer politie en zwaardere straffen. Hun houding ten aanzien van de Europese Unie varieert daarentegen weer, van uitsluitend economische samenwerking (JA21) tot een Nexit (FVD). Ook ten aanzien van Rusland zijn de verschillen groot. Op sociaaleconomisch vlak is de PVV het ‘linkse’ buitenbeentje (maar dan vooral voor haar achterban: ‘de gewone Nederlander’); de andere drie zijn liberaler.
Alles overziende zijn op basis van hun programma’s de PVV en FVD binnen het uiterst rechtse blok het meest radicaal, waarbij moet worden opgemerkt dat zij lang niet altijd identieke posities innemen (zoals bijvoorbeeld blijkt bij hun sociaaleconomische opvattingen en hun opstelling ten aanzien van Rusland). BVNL en JA21 kunnen beide als wat gematigder worden gekenschetst; zij staan tussen enerzijds de partijen van Wilders en Baudet en anderzijds de VVD in. Hun onderlinge verschillen zijn miniem, wat ook moeilijk anders kan: JA21 presenteert zichzelf als een conservatief-liberale partij, terwijl BVNL zichzelf karakteriseert als klassiek liberaal en cultureel conservatief. Vooral dit tweetal moet zich zorgen maken over hun toekomst: niet alleen de VVD maar tot op zekere hoogte ook de BBB van Van der Plas en het NSC van Omtzigt kunnen als electorale concurrent worden gezien. De kans is groot dat na de verkiezingen het uiterst rechtse blok wat zal zijn uitgedund.
Gerrit Voerman is directeur van het DNPP en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Léonie de Jonge is politicoloog aan de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeker bij het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP).