N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
D66 en de christelijke partijen: een terugblik op de paarse jaren
De moeizaam verlopende kabinetsformatie heeft opnieuw de schijnwerper gezet op de fundamentele meningsverschillen tussen D66 en de ChristenUnie. Op de immateriële as staan D66 (progressief) en de christelijke partijen (conservatief) van oudsher lijnrecht tegenover elkaar. D66-lijsttrekker Kaag heeft bij herhaling laten weten weinig te voelen voor verdere samenwerking met de ChristenUnie. Diverse immateriële kwesties, met de voltooid leven-regeling als het meest zichtbare voorbeeld, hebben in de huidige coalitie noodgedwongen vier jaar lang in de ijskast gestaan, en met de geboekte verkiezingswinst op zak wil D66 nu eindelijk voortgang boeken. Maar CU-voorman Segers heeft gezegd dat met zijn partij in het kabinet het initiatiefwetsvoorstel voltooid leven ‘geen begaanbare weg’ is.
De afgelopen jaren hebben we af en toe zicht gekregen op de tegenstellingen op immaterieel gebied binnen de coalitie. Zo kwam het kabinet in 2019 met voorstellen voor modernisering van het familierecht, waaronder een regeling voor draagmoederschap. De ChristenUnie was er niet gelukkig mee, maar D66 ging het niet ver genoeg: net als enkele andere partijen in de Kamer willen de sociaal-liberalen dat er een wettelijke regeling voor meerouderschap (dus meer dan twee ouders) komt. Maar het kabinet wilde daar niet aan, en beriep zich op de problemen die zouden kunnen ontstaan omdat dit bijna nergens ter wereld bestaat.
Vóór Paars
Al ver vóór de vorming van het eerste paarse kabinet in 1994 zag D66 een regering zonder het CDA als een kans om belangrijke vastgelopen immateriële dossiers te kunnen regelen. Juist deze dossiers vormden de zuurstof voor het Des Indes-beraad, waar vertegenwoordigers van VVD, PvdA en D66 elkaar sinds de jaren zeventig vonden, verenigd in hun ergernis over de behoudzucht en machtspolitiek van het CDA. Over zaken als euthanasie, abortus, de Wet gelijke behandeling en de mediawetgeving waren de aanwezigen het immers altijd roerend eens. Vertegenwoordigers van de meer conservatieve stromingen in VVD en PvdA lieten zich er overigens nooit zien.
Paars I: ‘een doodgewoon kabinet’
Als na een lange en moeizame formatie in augustus 1994 het eerste paarse kabinet onder leiding van Wim Kok aantreedt, zijn de verwachtingen bij D66 en de paarse vleugels van VVD en PvdA hooggespannen. Nu het CDA in de oppositie is beland kunnen belangrijke medisch-ethische en andere immateriële zaken eindelijk worden geregeld. Maar zo simpel is het niet. Wim Kok is op dit gebied weinig progressief, en hij is bovendien vastbesloten om elke schijn van triomfantelijkheid richting het CDA te vermijden. Hij noemt zijn kabinet bij aanvang ‘een doodgewoon kabinet’, en in het regeerakkoord worden nadrukkelijk alle hete hangijzers vermeden. Er staan wat mooie woorden in over de emancipatie op de arbeidsmarkt en het einde van het traditionele kostwinnersmodel, maar dat is het dan ook wel.
In christelijke kring, zeker bij de kleine christelijke partijen SGP, GPV en RPF [2], wordt bij de start van Paars I desondanks met grote bezorgdheid naar de vorming van de niet-confessionele coalitie gekeken. Maar dat blijkt niet nodig: behalve de verruiming van de Winkeltijdenwet en de zondagsopenstelling, blijkt Paars I weinig voor elkaar te krijgen op immaterieel gebied. Het euthanasiedossier was al in het regeerakkoord geparkeerd, het homohuwelijk blijft uit en ook de discussie over de vrijheid van onderwijs en artikel 23 van de Grondwet wordt in het eerste jaar door de coalitiepartijen zelf van tafel geveegd.
Paars II: overwinningen
Tijdens het tweede paarse kabinet gaat het helemaal anders. D66 heeft electoraal gezien erg geleden onder de paarse samenwerking, en is na het grote zetelverlies in 1998 in eerste instantie niet van plan om weer mee te doen. Als PvdA en VVD D66 eindelijk weten over te halen, dwingen de sociaal-liberalen enkele bestuurlijke vernieuwingen (zoals het correctief referendum) af in het regeerakkoord. Maar daar komt niet veel van terecht, en D66 wordt er electoraal gezien ook niets beter van.
Op ander vlak is er echter wel succes. Paars II zal altijd verbonden blijven met het homohuwelijk, of correcter uitgedrukt: de openstelling van het huwelijk voor mensen van hetzelfde geslacht. Paars I was niet verder gekomen dan het geregistreerd partnerschap. In het kabinet waren Wim Kok en diverse andere politici nog niet klaar voor de openstelling, en hetzelfde gold naar verluidt voor de koningin. Als argument werd gebruikt – zie de recente meerouderschapsdiscussie - dat het zou leiden tot juridische problemen in het internationale verkeer. Maar bij de formatie van Paars II is het tij in Nederland, en binnen PvdA en VVD, zodanig gekeerd dat de openstelling in een vloek en een zucht wordt geregeld in het regeerakkoord. Eind 2000 stemt een grote meerderheid in Tweede en Eerste Kamer ermee in. Op 1 april 2001 worden de eerste homoparen in Amsterdam in de echt verbonden, Nederland is even wereldnieuws.
De 3 kleine christelijke partijen en het CDA zijn niet blij met het homohuwelijk, maar de echte pijn tijdens Paars II zit vooral in de euthanasiewetgeving en andere medisch-ethische dossiers (zoals de nieuwe Embryowet). Als in 2001 het parlement instemt met het wetsvoorstel dat euthanasie onder voorwaarden niet langer strafbaar stelt, geldt dat in christelijke kring als een ‘zwarte bladzijde’ in de Nederlandse geschiedenis. Dat verantwoordelijk D66-minister Borst haar vreugde over de regeling in de dagen vóór Pasen uit met de woorden ‘Het is volbracht’, wordt als een extra klap ervaren. Ondanks haar verontschuldigingen komt het niet meer goed tussen haar en de verbitterde christelijke oppositie.
Tot slot
De tegenzin van D66 om met de ChristenUnie samen te werken, kan niet simpelweg als een kwestie van persoonlijke verhoudingen worden afgedaan. De politiek-inhoudelijke verschillen zijn reëel, en bestaan al veel langer. Elke tijd kent haar eigen kwesties: in de jaren negentig ging het om de euthanasiewetgeving en het homohuwelijk, nu zijn het de voltooid levenregeling en nieuwe medisch-ethische stappen. Of die wenselijk zijn, is bij uitstek waar de politiek over gaat.
Klaartje Peters is bijzonder hoogleraar Lokaal en regionaal bestuur en auteur van ‘Een doodgewoon kabinet. Acht jaar Paars 1994 -2002’ (2015)
[1] Kamerstukken TK 2018/19, 33 836, nr, 45.
[2] Die laatste twee zijn in 2000 opgegaan in de ChristenUnie.