N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tien plagen van het CDA
De christendemocratie is in de loop der jaren zo uitgemergeld dat een fenomeen als Pieter Omtzigt tot grote hoogte kon stijgen.
Het is meer dan rogge die er schraal bij staat. Het CDA lijkt getroffen door wat een voormalige partijcoryfee als Jan de Koning, opgevoed met de Bijbel, vermoedelijk ‘de tien plagen van Egypte’ zou hebben genoemd.
Nog maar nauwelijks bijgekomen van de commerciële activiteiten van het jonge partijlid Sywert van Lienden, of Pieter Omtzigt, het stemmenkanon uit Twente, klapt de deur dicht. Dat gebeurt met zo’n ferme zwaai dat men zich begint af te vragen hoe het eigenlijk met de partijcultuur zit. Hoe gaan christendemocraten met elkaar om? Zijn de financiën wel netjes geregeld? Kun je er ook invloed kopen? Tussen alle perikelen door zegt een van de aartsvaders, Dries van Agt [‘we buigen niet naar links, we buigen niet naar rechts’] z’n partijlidmaatschap op.
Het CDA, eens de dominante bestuurspartij in het centrum van de vaderlandse politiek, is bezig te imploderen. Na de teleurstellende verkiezingsuitslag van 17 maart gaat het hard bergafwaarts. De partij maakt een stuurloze indruk, speelbal van middelpuntvliedende krachten: de partijvoorzitter is een interimmer, de partijleider wil maar geen indruk maken, de tweede, populaire man stapt op, er vormt zich een fikse interne oppositie, een ‘verantwoordingscongres’ werpt de schaduwen dreigend vooruit.
De christendemocratische misère is meer dan een toevallige samenloop van ongelukkige omstandigheden. Het CDA is al tijden bezig om zich in een uitzichtloze impasse te manoeuvreren. Deels overkomt het de partij, deels roept het die over zich af.
Het begint, onvermijdelijk, met de natuurlijke teruggang. Als gevolg van allerlei structurele ontwikkelingen - ontideologisering, deconfessionalisering, individualisering - zijn de christendemocraten vanaf het midden van de jaren ’60 stap voor stap de vanzelfsprekende achterban kwijtgeraakt. Net als bij een andere volkspartij, de PvdA, is het klassieke reservoir kleiner geworden. En wat zich nog wel christen noemt, stemt al lang niet meer automatisch op het CDA.
Die structurele trend is zelfs aanleiding geweest om in de jaren ’70 KVP, ARP en CHU om te vormen tot een gezamenlijk CDA. Door succesvolle lijsttrekkers als Lubbers [jaren ’80] en Balkenende [jaren ‘00] kon die neergang tijdelijk worden gestuit.
Maar sinds tien jaar lijkt het niet meer te houden. Zeker met terugwerkende kracht lijkt 2010 een kantelpunt. Na lange, heftige en verbeten debatten nam het CDA een afslag rechts. Het ging met open ogen een vorm van samenwerking aan met de rechts-populistische, xenofobe, polariserende partij van Geert Wilders. Die beslissing heeft de christendemocratie verscheurd, een scheuring die diepe sporen heeft getrokken. Meer dan ooit werd zichtbaar dat er twee kampen waren: een christelijk-sociale en een conservatieve vleugel. Die spanning is er eigenlijk altijd al geweest. Je kunt zelfs zeggen dat het bij de christendemocratie hoorde. Maar nog nooit eerder was een kamp zo dominant.
Zonder zich veel om de aan de kant geschoven minderheid te bekommeren schurkten partijleiders als Buma aan tegen de retoriek van het populisme. Het was de ‘boze, bezorgde burger’ die de maat der dingen werd. Pleidooien van christendemocratischer toon [‘zij aan zij’] verdwenen binnen kortste keren in de onderste bureaula. Electoraal die afslag niet het gewenste effect. Zelfs de beroerde uitslag van 2010 [21 zetels] bleek onbereikbaar. Drie keer op rij moest het CDA tegen afleggen tegen de VVD, de partij waarmee het soms met, soms tegen Mark Rutte de concurrentie aanging. De nederlaag van de Kamerverkiezingen van dit jaar onderstreepte de impasse waarin de christendemocratie ook onder Wopke Hoekstra was verzeild geraakt. Was het meer dan een VVD light? Of was er vooral leegte?
In dat vacuüm kon een fenomeen als Pieter Omtzigt z’n tienduizenden verslaan. Hoewel al bijna twintig jaar lid van de Tweede Kamer voor/namens het CDA, ontpopte Omtzigt zich als verrassende buitenstaander, een self made man die - tegen het partijestablishment - omhoog werkt: ten bate van ‘gewone mensen’. Aanvankelijk een strijdbare eenling uit de regio, groeide hij uit tot een politicus van nationale bekendheid. Zijn bijna legendarische vasthoudendheid rond de kindertoeslagaffaire bevestigde wat hij al had laten zien na de ramp met de MH 17 en op Malta.
In het leegbloedende CDA sloeg Omtzigt's optreden extra goed aan. Natuurlijk omdat hij als een van de weinigen binnen partij en fractie een helder, aansprekend verhaal had, het verhaal van de arme burger die vermalen dreigt te worden door bureaucratische machten. Alleen dat al gaf hem vleugels. Dat hij er mee kon vliegen, had er ook mee te maken dat hij de goede toon binnen het CDA trof. Omzigt's pleidooi voor een nieuw sociaal pact oversteeg de bijna klassieke, tikkeltje sleets geworden tegenstelling binnen de verdeelde christendemocratie. Aan de ene kant appelleerde hij aan christelijk-sociale pleidooien voor een overheid als schild voor de zwakken, terwijl hij anderzijds voldoende kritisch deed over Europa en immigratie om de conservatieve vleugel aan te spreken. Z’n verhaal paste ook nog eens perfect bij de tijdgeest, het had precies voldoende populistische klankklank - tegen de elite in de bananenmonarchie die het gewone mensen moeilijk maakt - om vele voorkeurstemmen ook van buiten het CDA op te leveren.
Het CDA, de uitgewoonde christendemocratie, weet er geen raad mee. Overgebleven Bijbelkenners binnen de partij weten hoe het met de tien plagen in Egypte afliep. Er moest niets minder dan een wonder aan te pas komen om het boeltje te redden.
Gerrit Voerman is hoogleraar Ontwikkeling en functioneren van het Nederlandse en Europese partijstelsel en Directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP). Jan Schinkelshoek, oud-lid van de Tweede Kamer (CDA), is partner van Schinkelshoek & Verhoog, communicatiebureau in Den Haag.