VVD: onderhuidse richtingenstrijd

maandag 25 november 2024, 13:00, Boris van Haastrecht

‘Vanaf haar oprichting woedt binnen de VVD, dan weer onderhuids, dan weer aan de oppervlakte, de richtingenstrijd tussen een naar populisme neigende stroming (no-nonsense, belastingverlaging, orde) en een vrijzinnige stroming (vrijheid, rechtsstaat, internationale gerichtheid, onderwijs)’, zei scheidend Tweede Kamerfractievoorzitter Jozias van Aartsen in 2006 terecht.

Partijleiders die deze twee richtingen met elkaar verbonden, brachten de VVD het meeste succes. Pieter Oud, Hans Wiegel, Frits Bolkestein en Mark Rutte zijn daar voorbeelden van. Het is de vraag of Dilan Yeşilgöz daar ook in zal slagen.

Met het vertrek van Rutte uit de Nederlandse politiek werd voor de VVD een tijdperk afgesloten. De nieuwe politiek leider Yeşilgöz stond voor de moeilijke taak de electorale successen van Rutte te evenaren, maar gelijktijdig afstand te nemen van een flink deel van diens politieke erfenis. Binnen de VVD leefde de wens meer ruimte te maken voor intern debat en partijdemocratie dan onder Rutte het geval was geweest.

Bovendien was behoefte aan een nieuw, meer uitgesproken rechts verhaal, dat de partij een duidelijker profiel gaf. Yeşilgöz presenteerde zich daarom in de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 als een relatieve buitenstaander die opkomt voor de ‘hardwerkende Nederlander’ en een einde wil maken aan ‘Haags gedoe’.

De meest opvallende koerswijziging van de VVD onder Yeşilgöz was dat samenwerking in een kabinet met de populistische, uiterst rechtse PVV van Geert Wilders niet langer uitgesloten was.

Met name de migratieproblematiek zou in een combinatie met politiek links niet op te lossen zijn, was de gedachtegang. De PVV werd zo een potentieel aantrekkelijke coalitiepartner. Ogenschijnlijk pakte deze standpuntwijziging electoraal vooral in het voordeel van de PVV uit. Bij de verkiezingen vorig jaar verloor de VVD tien zetels en kwam uit op 24, het zwakste resultaat sinds 2006.

De VVD bond zich vervolgens aan PVV, BBB en NSC in het kabinet-Schoof. Intern ontstond met name onrust over de samenwerking met de PVV. Zou dit niet uitmonden in een herhaling van het debacle met de gedoogconstructie uit 2012? En zou deze samenwerking niet ten koste gaan van liberale kernwaarden? Tweede Kamerleden Christianne van der Wal en Eric van den Burg waren binnen de Kamerfractie de meest uitgesproken critici.

Daarnaast verenigde een aantal partijleden zich onder de naam ‘De Liberale VVD’. Deze groep bood het hoofdbestuur van de partij een petitie aan waarin zij waarschuwde voor het gevaar ‘stapje voor stapje’ meegetrokken te worden in een populistische politiek die de rechtsstatelijke instituties uitholt. Ook jongerenorganisatie JOVD uitte zich zeer kritisch over het nieuwe kabinet.

Toch lijken deze bezwaren slechts bij een minderheid van de VVD’ers te leven. In de partij heerst relatieve rust. Het idee dat de keuze voor samenwerking met de PVV geen verdergaand electoraal verlies op zal leveren, wordt ondersteund door opiniepeilingen: de VVD zou nu ongeveer evenveel kiezers trekken als een jaar geleden.

De peilingen zijn relevant, zeker nu het kabinet-Schoof in voortdurende crisissfeer verkeert, en coalitiepartner NSC in staat van ontbinding lijkt te raken. Toch heeft de VVD niets te winnen bij verkiezingen op korte termijn. De regeringscoalitie heeft nog nauwelijks aansprekende resultaten geboekt. Een voortijdige kabinetsval zou voor de VVD betekenen dat het eerste post-Rutte jaar een verloren jaar is.