N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Hoe kijken burgers naar de Europese Unie?
Aanstaande juni zal menig Europeaan weer met het paspoort in de hand naar de stembus gaan. Na een roerige periode met veel verrassende verkiezingsuitslagen in verschillende landen in Europa, zijn de aankomende Europese Parlementsverkiezingen behoorlijk spannend.
Eurosceptische partijen groeien immers in menig land in populariteit, en veel Europese landen worden op dit moment geleid door leiders met een negatieve blik op de Europese Unie (EU). Euroscepsis lijkt dus behoorlijk wijd verspreid onder Europeanen. Gezien de recente winst van de Eurosceptische PVV, een partij die expliciet pleit voor een ‘Nexit’-referendum, lijkt dit ook in Nederland het geval te zijn.
Maar is dit ook zo? Hoe zit het eigenlijk met Euroscepsis onder Nederlandse burgers zelf?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we beginnen bij het begin: de Nederlandse burgers. En hier is iets interessants aan de hand. Opvattingen over de EU lijken gedeeld te worden door mensen uit ogenschijnlijk tegenovergestelde kampen. Zo schreef de NRC over mensen die ‘nee’ stemden tijdens het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne dat deze groep niet alleen bestond uit “boze witte mannen, maar ook linkse rakkers of christenen” (NRC, 2016).
Binnen andere groepen zijn vergelijkbare tendensen zichtbaar. Dit zie je bijvoorbeeld aan groeperingen als de Gele Hesjes van een aantal jaar geleden, die expliciet Eurosceptisch zijn maar zichzelf geen politieke kleur toeschrijven, en aan de achterbannen van pro-EU politieke partijen die lang niet altijd enthousiast zijn over de EU, en vice versa. Kortom, wanneer we het hebben over de EU zit het publiek vol schijnbare tegenstellingen. Het lijkt wel alsof de EU voor iedereen iets anders betekent?
Deze verschillen in betekenis leg ik bloot in mijn proefschrift Popular Understandings of the European Union. In dit proefschrift probeer ik tot de kern van deze verschillende perspectieven op de EU te komen. En wat blijkt? Niet alleen koppelen Nederlanders verschillende betekenissen aan de EU, Nederlanders zijn wellicht ook een stuk minder sceptisch over de EU dan eerder gedacht.
Uit diepte-interviews met Nederlanders uit verschillende lagen van de samenleving blijkt dat er grofweg vier perspectieven op de EU bestaan, en maar een hiervan is expliciet Eurosceptisch. Deze betekenis varieert van focus op de EU als instrument om te faciliteren wat Nederland niet alleen kan doen (pragmatisch perspectief); een focus op de EU als een verenigd bolwerk waarin alle burgers bij elkaar horen (federalistisch perspectief); en een focus op de EU als een instrument van kwaadwillende elites die Nederland en het ‘gewone volk’ uitbuiten (anti-establishment perspectief). Het laatste perspectief kenmerkt zicht juist door helemaal geen expliciete betekenis aan de EU te geven (onverschillig perspectief).
Hoewel deze perspectieven behoorlijk van elkaar verschillen, zijn de evaluaties van de EU die ermee gepaard gaan dat niet. Menigeen, ongeacht perspectief, had er in de interviews kritiek op dat de EU geld verspilt, weinig transparant is en gebrekkig democratisch is. Maar de redenen die ten grondslag liggen aan deze punten van kritiek verschillen wel behoorlijk van elkaar, en zijn afhankelijk van deze eerdergenoemde perspectieven. Neem de kritiek op het gebrek aan democratie.
Waar een pragmatisch perspectief gepaard gaat met klachten over een gebrek aan democratie omdat dit het monitoren van de afdracht van Nederlandse soevereiniteit belemmert, is volgens een federalistisch perspectief een gebrek aan democratie een probleem omdat dit ervoor zorgt dat individuele lidstaten te veel macht hebben ten opzichte van de EU zelf, terwijl het binnen het anti-establishment perspectief wordt gezien als een manier waarop de EU-elite doelbewust de macht van burgers inperkt, waardoor burgers – en Nederland zelf – onderdrukt kunnen worden.
Het is helder dat alle punten van kritiek volledig anders geïnterpreteerd kunnen worden en dat sommige punten van kritiek Eurosceptisch van aard zijn en andere juist niet.
Dat de redenen die ten grondslag liggen aan kritiek op de EU afhankelijk zijn van de betekenissen die iemand aan de EU geeft, is ook van belang voor interpretaties van publieke opinie over de EU. Immers, een wens voor meer soevereiniteit voor Nederland binnen de EU hoeft niet te betekenen dat iemand Eurosceptisch is. Kritiek op verdere Europese integratie evenmin: het kan ook betekenen dat iemand een positieve pragmatische kijk heeft op de EU.
Of de groei in populariteit van Eurosceptische partijen ook per definitie een groei in Euroscepsis onder burgers weerspiegelt is dus nog maar de vraag. Kritiek kan op verschillende manieren worden opgevat, en aan lang niet elk punt van kritiek ligt expliciete Euroscepsis ten grondslag.
Elske van den Hoogen was promovendus in sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en werkt op dit moment als postdoctoraal onderzoeker in politieke communicatie aan de Universiteit van Amsterdam. De verdediging van haar proefschrift “Popular Understandings of the European Union” zal plaatsvinden op 15 maart 2024.