Het demissionaire kabinet en het gebruik van het niet behandelen van controversiële voorstellen

maandag 28 augustus 2023, 13:00, column van Prof.Mr. Aalt Willem Heringa

Wanneer een kabinet demissionair is zou het geen controversiële voorstellen mogen doen of anderszins activiteiten mogen ondernemen, tenzij er in en met Tweede en Eerste Kamer wordt afgesproken wat wel en niet mag. Wie beslist dat dan? De meerderheid. De gedachte is dat door de demissionaire status de normale situatie van de vertrouwensregel afwezig is en het niet gepast is om controversiële plannen in te dienen en uit te voeren. De vraag is of die gedachtegang hout snijdt of dat de demissionaire status van een kabinet juist het parlement aan het roer zet. Niets let immers de coalitiemeerderheid of een andere meerderheid om minder rigide met dit gebruik om te gaan en nog steeds plannen in te dienen of besluiten te nemen waar een parlementaire meerderheid voor is. En wanneer en hoe dat beter te testen dan door wetsvoorstellen een parlementaire behandeling te gunnen.

Wat let de meerderheid voor en na de verkiezingen, tot er een nieuwe regering is, om steeds te bezien of en waarvoor er een meerderheid is. Dat zou voor het parlement toch een zegen zijn: minder coalitiedwang, meer mogelijkheden tot invloed voor het parlement en minder risico dat dossiers waarvan iedereen roept dat ze urgent zijn misschien niet al te lang stil komen te staan.

En laten we wel zijn: Tweede Kamer en Eerste Kamer hebben tot november 2023 een verschillende samenstelling, dus als er ergens in beide een meerderheid voor is, des te beter. Na de verkiezingen zou het ook zomaar zo kunnen zijn dat de meerderheid in de Tweede Kamer er iets anders uitziet dan die in de Eerste Kamer. Kortom, voor meerderheden dienen coalities te worden gevormd. Doe dat werkende weg en niet door a priori met lijstjes van controversiële voorstellen te gaan komen. Of hanteer een andere definitie van controversieel: definieer dat als beleid dat bij de kamer van het parlement dat het aangaat niet op een meerderheid kan rekenen. Bekijk of wetsvoorstellen door een meerderheid gesteund kunnen gaan worden, en misschien kan dat wel door als kamer concessies aan de regering te ontlokken. En lukt dat niet? Dan is het tenminste geprobeerd.

Voor onomkeerbaar beleid ligt dat niet veel anders, zo lang er maar een regeringsbevoegdheid is en de coalitiefracties of een andere meerderheid het kabinet in dat beleid steunen. Als dat zo is stuiten moties van afkeuring of wantrouwen sowieso af. Dat wordt mogelijk lastiger na de verkiezingsuitslag als de demissionaire coalitie geen meerderheid meer heeft. Maar het is niet onmogelijk dat er ook dan toch steun voor kan zijn. Parlementaire meerderheden kunnen ook een demissionair kabinet oproepen om bepaalde besluiten en voorstellen juist wel te doen; daarin past de oproep van gemeenten om voortgang te maken met de spreidingswet. Inderdaad, waarom niet, als er een meerderheid is die dat voorstel (al dan niet met amendementen) door beide kamers loodst. Of zoals het kabinet in demissionaire staat besluit om F16 vliegtuigen aan Oekraïne te leveren. En waarom geldt dat niet ook voor de huisvestingsplannen van minister De Jonge. Voor het stikstoffonds (Transitiefonds) ligt het lastiger want dat is al wel door de Tweede Kamer, maar ligt nu bij de Eerste Kamer. Maar als daar in die Kamer een meerderheid voor is, waarom niet ermee doorgaan?

Voor het oplossen, nu ja laten we bescheiden zijn, het begin van een aanpak maken, van de vele onderwerpen die algemeen als crises worden aangeduid (huisvesting, migratie, klimaat, stikstof, energietransitie, oorlog in Europa/defensie, bestaanszekerheid) is het toch van de gekke om de ontwikkeling van beleid en het ontwerpen van regels weer met pakweg twee jaren uit te stellen (van de val van het kabinet tot na een (lange) kabinetsformatie). En dan moet daarna het implementeren en entameren van regels en beleid nog beginnen. Anders gezegd: het parlement is aan zet en niets houdt het parlement tegen om met plannen en wetgeving door te gaan waar parlementaire meerderheden voor zijn.

Alternatief zou kunnen zijn dat we onze regels zo aanpassen dat verkiezingen aanzienlijk sneller volgen op de val van een kabinet (Rutte IV viel de eerste week van juli en de verkiezingen zullen volgen op 22 november; dat is een periode van bijna 5 maanden), en dat er aanzienlijk sneller een nieuw kabinet is dan we de afgelopen twee keer hebben gezien. Het eerste kan in andere landen wel (zoals in Duitsland in 2005: ontbinding medio juli, verkiezingen medio september); het tweede hangt sterk af van uitslag, versnippering, persoonlijke verhoudingen en regie door de Tweede Kamer.

 

Prof. Mr. Aalt Willem Heringa is emeritus hoogleraar vergelijkend constitutioneel en administratief recht aan de Universiteit van Maastricht.