De Miskleun van Spaans Rechts

maandag 28 augustus 2023, 13:00, dhr Robbert Bosschart

Eind augustus moest de conservatieve Partido Popular PP toegeven dat een meerderheid van Spanjaarden deze partij niet wil zien regeren, en nog minder arm in arm met de neofascistische beweging Vox. Die tegenstemmen beliepen ruim 13 miljoen; om precies te zijn, 2.181.702 kiezers (en zeven Kamerfracties) méér dan degenen die daar wel voor hadden gestemd op 23 Juli.

Of diezelfde meerderheid ook wil toestaan dat de socialistische premier Pedro Sánchez met zijn NieuwLinkse partners doorgaat met regeren, zal pas in het najaar blijken. Het parlament moet immers de uiteindelijke kabinetsformatie nog goedkeuren. Lukt dat niet (een Kamerfractie van Catalaanse separatisten die op de wip zit, telt 7 bevlogen dwarsliggers), dan gaat Spanje begin 2024 opnieuw naar de stembus.

De eerste vuurproef kwam op 17 augustus, toen het kersverse parlament aantrad en zijn nieuwe Kamervoorzitster koos. De PP-kandidate vond bij geen enkele andere fractie steun en verdween van het toneel. Daarentegen kreeg Sánchez' coalitie de absolute meerderheid van de Kamer bij elkaar om deze toppost toe te kennen aan een ervaren socialistische política (zij heeft jarenlang de deelregering in Majorca geleid).

Niettemin gaat de PP op 26 September nog formeel een kandidaat-premier aan het parlament voorleggen, wetend dat hij weggestemd zal worden. Pure taktiek, om de tijdsmarge te verkorten voor de formatiepoging van de volgende kandidaat (Sánchez) die wél een kans maakt om goedkeuring te krijgen voor een links coalitiekabinet.

Een pijnlijke nederlaag voor de conservatieven. Zoals hun propagandamachine al sinds maanden beweerde, hadden zij in juli verkondigd dat het “hun goed recht” was om samen met Vox “die Sánchez met zijn sociaal-communistische kliek buiten te schoppen” en Spanje opnieuw te regeren. In feite hadden de conservatieven zich neergelegd bij het onzalige idee dat zij, om de macht weer in handen te krijgen, de neofascisten nodig hebben. Waarom?

Een beetje recente historie. Het hoogste succes dat de conservatieven ooit bij verkiezingen hadden gescoord, was de 44,4 procent die de toenmalige PP-premier Jose Maria Aznar in het jaar 2000 op zijn naam bracht. Sindsdien is en blijft hij de alleenzalig­makende profeet van Spaans rechts.

Maar toen de PP in 2018 met een motie van wantrouwen (vanwege het machtsmisbruik en de talrijke corruptieschandalen van de partij) uit de regeringskantoren werd gezet, verdween bij de eerstvolgende verkiezingen de helft van haar kiezers: een dik miljoen bleef thuis, en de rest (2,7 miljoen) liep over naar de nieuwkomer Vox.

In de EU, waar op dat moment neonazi’s of neofascisten nog angstvallig buiten regeringscoalities werden gehouden, zou die ontpopping van Vox een forse schrik hebben betekend voor christendemocratische of liberale partijleiders. Maar niet voor Aznar.

Per slot van rekening was de jonge Führer van Vox na zijn schooltijd ruim 15 jaar lang een goed betaalde en gehoorzame partijfunctionaris bij Aznar’s PP geweest. De regionale partijleidster in Madrid beschreef hem onlangs als “een goed joch”. Pas in 2014 ging hij het huis uit om Vox op te richten. Geen wonder dat het goede joch nu officieel aankondigde dat Vox bereid was om “zonder enige tegenprestatie” (maar daarover straks meer), zijn partij-apparaat, zijn achterban en zijn Kamerzetels in te zetten voor de benoeming van een PP-premier.

En hoe kom je weer aan de macht, na zo'n afgang als die motie van wantrouwen in 2018? Betekent de democratie niet dat je met woord en daad een meerderheid van de kiezers ervan moet overtuigen dat je de beste bestuurder voor het land bent?

Welnee, Aznar weet wel beter. Zoals de Amerikaanse specialist Karl Rove, campaign manager van zijn goede vriend George W. Bush, hem eens had voorgehouden: de democratische spelregels vereisen alleen dat je met je propaganda méér eigen aanhangers weet op te porren om naar de stembus te komen, dan die van je tegenstander.

Kortom, de PP rekende op het slagvaardige karakter van Vox om de benodigde hoeveelheid extra kiezers op te porren. En ja: bij de verkiezingen van afgelopen juli kwam de PP op de eerste plaats uit de bus, met 33,1 % van de stemmen; daarnaast haalde Vox 12,4 % binnen. Totaal, 45,5 procent voor rechts, zelfs meer dan het record van Aznar in 2000!

Maar waar Aznar en zijn volgelingen niet op rekenden, was dat het openlijk antidemocratische gedrag van Vox al hun tegenstanders wakker zou schudden, en 13.306.286 Spanjaarden naar de stembus zou jagen om het schrikbeeld van een PP+Vox-kabinet af te weren.

De lokale en regionale akkoorden die de PP deze zomer met Vox sloot om her en der in Spanje gemeentebesturen en deelregeringen over te nemen, gaven de doorslag. Naarmate het ogenblik van de vermeende PP-triomf dichterbij kwam, wond Vox er minder doekjes om wat er te wachten stond. (En binnen Vox deed zich tegelijk een ruk naar “Pools” rechts voor: ultra-katholieke activisten van Opus-Dei makelij nam de sleutelposten over.)

Het nieuwe beleid werd snel ingekleurd. Dat begon met een paar losse maatregelen in gemeentehuizen om goddeloze rode ketters, homo's en lesbo's aan te pakken (een Vox-wethouder verbood de Disney-film “Lightyear” omdat in een scene van enkele sekonden een vrouw een andere vrouw een zoen geeft). Vervolgens kwamen er, bij het eerste regionale akkoord, 30 bladzijden vol extreem rechtse plannen aan het licht. Die besloegen bij een tweede akkoord in Valencia al 60 vel, en groeiden bij het derde document in Aragon uit tot een compleet regeerprogramma van 80 paginas. Kortom, Vox dicteert de ideologische koers van de PP: verdere “tegenprestaties” zijn overbodig.

De afkeer van de kiezers tegen een PP+Vox combinatie is inmiddels nog toegenomen, melden de eerste peilingen van deze nieuwe rit. Dat is een geruststelling voor Sánchez, in het geval dat zijn moeilijke onderhandelingen voor een nieuw coalitiekabinet (met nog meer lastige gesprekspartners dan hij al had) vastlopen, en Spanje begin 2024 weer naar de stembus moet.

 

Robbert Bosschart is specialist in de Spaanse politiek. Hij was jarenlang NOS-correspondent in dat land en heeft verschillende boeken uitgebracht over Spanje. Ook voor het Montesquieu Instituut heeft hij meerdere malen geschreven over de Spaanse politiek.