N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ambtsdragers met een onzekere toekomst
Na de formaties van 2018 telden de 355 Nederlandse gemeenten 1144 wethouders. Ambtsdragers met een onzekere toekomst: wie de colleges volgt sinds de invoering van het dualisme in 2002, weet dat er per zittingsperiode zo`n 340 wethouders tijdelijk of definitief ten onder gaan. De daling loopt wat terug, maar dat geldt ook voor het aantal gemeenten.
In 2018 sneuvelden er, na de formatie, een dertigtal: een 'normaal' aantal voor zo`n eerste jaar. Ze waren ook nog maar net begonnen. In 2019 kwamen er 126 ten val. Dat nu is voor een tweede jaar veel: sinds 2002 schommelde het aantal voor het eerste volle jaar na de verkiezingen tussen de 77 en 91. Het weekblad Binnenlands Bestuur dat het lot van wethouders jaarlijks beschrijft, telde er snel de 75 wethouders bij die vertrokken vanwege een nieuwe baan, om persoonlijke of gezondheidsredenen en meldde op de omslag 'Elke week vier wethouders exit'. Tja.
Zijn 126 gevallen wethouders veel? Relatief wel voor het eerste volle jaar na de formatie. De grootste klap valt normaliter in het tweede volle jaar. Gelijktijdig keerden 42 van hen terug in een nieuw college. Dat brengt het jaar 2019 per saldo op 84 wethouders die niet terugkeren, of te wel 7,34 procent. Procentueel een iets betere score dan het resultaat van Rutte III, dat in 2018 twee van de 24 bewindslieden verloor (overeenkomend met 8,33 procent).
De volgende vraag is natuurlijk: wat verklaart de val van deze wethouders? Is er een relatie met de partij, ligt het aan de ervaring van de nieuwe wethouders, aan de (nieuwe) samenstelling van het college en/of de raad? Zijn er persoonlijke oorzaken? Is het de verdere versplintering van ons politieke landschap?
De gemeenteraadsverkiezingen van 2018 leverden een behoorlijke verschuiving: GroenLinks kwam in veel grotere gemeenten aan de macht, terwijl de lokale partijen hun opmars door heel het land voortzetten 1). In verschillende grote steden nam GroenLinks -als winnaar- de leidende positie in de formatie over van D66. De opmars van de partij vertaalde zich dientengevolge in een snel stijgend aantal wethouders, terwijl D66 er een veertigtal verloor.
De winst van GroenLinks in de grotere steden stelde de partij voor een probleem. Binnen de lokale fracties waren onvoldoende kandidaten beschikbaar voor een wethouderspost. Met als gevolg dat er, meer dan bij andere partijen, gezocht moest worden naar kandidaten 'van buiten' de raad. Van de 98 wethouders die GroenLinks leverde kwamen er 57 van buiten (58 procent). Dat is veel, vergeleken met alle andere partijen. D66 haalde veertig procent wethouders van buiten de raad, het CDA 32, de PvdA 31 en de VVD 30. Bij de lokalen ging het om een kwart.
Relatief sneuvelden er veel GroenLinks wethouders: twaalf procent. Maar er is een kopgroep waarvan ook D66 en PvdA deel uit maakten, elk met elf procent. Getalsmatig leverden de Lokalen, het CDA en de VVD de meeste wethouders: respectievelijk 432, 288 en 235. Bij VVD en Lokalen struikelden in het eerste volle jaar tien respectievelijk negen procent van de wethouders. Het CDA haalde een opmerkelijke score van vijf procent.
Al die cijfers geven aan dat de nieuwkomer GroenLinks en het gebrek aan ervaring van haar wethouders een factor is. Maar we moeten het niet overdrijven: met bijna evenveel cijfermatig gewicht kun je wijzen naar de drie progressieve partijen gezamenlijk. Misschien zijn het partijen die iets gemakkelijker de grenzen van collegeakkoorden opzoeken in een periode waarin klimaat en tekorten op de zorg nieuwe eisen stellen.
Waarover struikelden de wethouders? In 2019 waren het de verstoorde persoonlijke verhoudingen in de coalitie of meningsverschillen over de aanpak van een bepaalde kwestie de belangrijkste oorzaak. De verstoorde verhoudingen tussen de leiders van de coalitiepartijen soms ook tussen de wethouders staat hierbij op één. Dat pleit er voor coalitieonderhandelingen goed voor te bereiden door de vernieuwde fracties zorgvuldig te betrekken en de beoogde fractievoorzitter een plaats te geven aan de onderhandelingstafel. Bij inhoudelijke conflicten zijn vooral financiële problemen een belangrijke aanleiding. Stijgende zorgkosten en de hoge kosten van de jeugdzorg leidden tot oplopende tekorten. Het lijkt alsof de accumulatie van deze kosten met de jaren steeds meer een rol is gaan spelen en onvoldoende is onderkend in de formatie. Een tweede aanleiding is in het klimaat te vinden. Het tempo van uitvoering, windmolens, zelfs het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt zijn hier voorbeelden De discussies leiden al snel naar een situatie waarin niet meer de inhoud het strijdpunt is maar de persoonlijke verhoudingen en de ruimte om elkaar wat te gunnen, concludeert Binnenlands Bestuur. Een twintigtal wethouders struikelde over de eigen bestuursstijl en niet-integer gedrag of handelen. Wethouders vinden hun levensverzekering in de relatie met hun raadscommissies. Wie deze niet goed informeert of niet tijdig zorgt voor voldoende steun, kan op problemen rekenen. In de categorie 'integriteit' was het meest opvallend het vertrek van de wethouders Richard de Mos en Rachid Guernaoui in Den Haag: als bijvangst van een justitioneel onderzoek zijn beiden beschuldigd van corruptie.
De geleidelijke fragmentatie van het politieke landschap speelt geen aanwijsbare rol. De meeste wethouders sneuvelden als individuele wethouder, in 26 gevallen ging het om een breuk in de coalitie. Slechts in tien daarvan was het aantal raadsfracties gestegen na de verkiezingen van 2018. Bij de andere bleef het aantal fracties gelijk of werd zelfs kleiner. En bijna alle kenden een normale formatie. Wel bleek het moeilijk breuken te herstellen in een gefragmenteerd landschap.
-
1)Joan Smithuis, Hub van Wersch en Joop van den Berg, Van campagne tot compromis, Collegevorming in Nederlandse gemeenten 2010 - 2018
Joan Smithuis schreef samen met Joop van den Berg en Hub van Wersch 'Van campagne tot compromis: collegevorming in Nederlandse gemeenten, 2010-2018'.