N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
'Otten-paadje' minder nieuw dan het lijkt
De Noodwet stikstof kreeg in de Eerste Kamer een meerderheid dankzij de steun van drie oppositiefracties (50PLUS, fractie-Otten en OSF). Het is bepaald niet voor het eerst dat een regeringsvoorstel op die wijze een meerderheid verkreeg. Er zijn vaker dit soort 'paadjes' geweest en dat zal ook niet de laatste keer zijn.
In het verleden (tot pakweg 2010) konden kabinetten altijd in beide Kamers op basis van het zeteltal in principe op een meerderheid rekenen. Het kwam niettemin wel voor dat één of meer regeringsfracties tegen een wetsvoorstel stemden en dat steun van één of meer oppositiefracties nodig was. Tot 1963 was de binding van fracties minder groot dan tegenwoordig en er zijn soms kwesties met een zekere vrijheid. In een regeerakkoord staan niet alle onderwerpen.
Het meest sprekende voorbeeld uit de naoorlogse parlementaire geschiedenis van een voorstel waarbij de oppositie als reddende 'engel' fungeerde is de Mammoetwet (de ontwerp-Wet op het voortgezet onderwijs) van minister Cals tijdens het kabinet-De Quay. Zowel in Tweede als Eerste Kamer gaf de steun van oppositiefractie PvdA de doorslag, omdat regeringsfracties VVD, CHU en ARP (op enkele uitzonderingen na) tegen waren.
Maar ook recent was steun vanuit de oppositie wel eens noodzakelijk. Dat was zeker het geval tijdens de kabinet-Rutte I (na 2011) en II, toen de regeringsfracties zelf geen meerderheid in de Eerste Kamer hadden. Tijdens Rutte I gaf de ene stem van de SGP enkele keren de doorslag, tijdens Rutte II zorgden deelakkoorden in de Tweede Kamer meestal voor een bredere meerderheid. Eenmaal stemde het CDA in de Eerste Kamer voor, na in de Tweede Kamer tegen te hebben gestemd.
Tijdens Balkenende II stemde de VVD-fractie in de Eerste Kamer tegen een wetsvoorstel over het burgerservicenummer. De oppositiepartijen PvdA, SP, ChristenUnie en SGP stemden voor en zorgden zo voor een meerderheid. Bij het wetsvoorstel over de vorming van de gemeente Teylingen stemden regeringsfracties CDA en D66 tegen (met CU, SGP en OSF). Steun ter linkerzijde zorgde voor een meerderheid.
Onder het huidige kabinet kreeg een wetsvoorstel over de pelsdierhouderij geen steun van CDA en VVD. Ook daarbij was steun ter linkerzijde (en van 50PLUS) nodig voor een meerderheid.
Voor het kabinet-Rutte III staat nu al vast dat een wetsvoorstel over het afschaffen van de fusietoets in het fungerend onderwijs niet op een meerderheid kan rekenen, tenzij fracties anders stemmen dan in de Tweede Kamer. Dat geldt ook voor een wetsvoorstel over het onderscheid tussen zorg door bloedverwanten en door anderen bij het recht op bijstand.
Of het kabinet fracties in de Eerste Kamer weet over te halen daar toch voor te stemmen is onzeker. De fractie-Otten en OSF zitten niet in de Tweede Kamer en zijn dus iets 'vrijer'. Hun steun zal echter niet voldoende zijn en dus moet een derde partij worden gezocht. Andere 'Otten-paadjes' zijn denkbaar. Verwerping lijkt mij overigens bij die wetsvoorstellen geen ramp voor het kabinet.
Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.