N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Maximumsnelheid op de snelweg: Rutte & Den Uyl
Waar de invoering van de maximumsnelheid van 100 kilometer per uur nu het begin is van een serie maatregelen, was het in 1973/1974 het logische sluitstuk.
Voor 2019 was er ook al in 1973 een duidelijke aanleiding om te proberen het benzinegebruik terug te schroeven: toen was dat het uitbreken van de Jom Kipoeroorlog op 6 oktober. Egyptische en Syrische troepen vielen Israël aan in een poging om de door Israël in 1967 bezette gebieden terug te veroveren. Nederland koos al meteen voor steun aan Israël: op 7 oktober liep PvdA-minister Vredeling (Defensie) zelfs mee in een solidariteitsbijeenkomst voor dat land in Amsterdam.
Toen de OPEC-landen later die maand als eerste stap besloten de prijs van ruwe olie met 70% te verhogen en de productie met 5% per maand te verlagen werd de wereldwijde omvang van de oliecrisis duidelijk. Het risico dat Nederland getroffen zou worden door een boycot van de Arabische landen was al meteen reëel. Al op 12 oktober zei PvdA-minister-president Den Uyl dat er dan zeker benzinedistributie zou komen: de maatregel paste dan ook goed in zijn politieke ideologie. De KVP-ministers Lubbers (Economische Zaken) en Westerterp (Verkeer en Waterstaat) waren veel terughoudender: zij spraken zich op 18 oktober in de Kamer alleen uit voor autoloze zondagen en riepen automobilisten op om vrijwillig niet harder dan 100 te rijden: Nederland kende nog geen algehele maximumsnelheid.
De daadwerkelijke aankondiging van het boycot eind oktober 1973 zorgde voor een tijdelijke verbroedering in het kabinet: Europees overleg was nodig, en er waren voorlopig nog genoeg olietankers op weg naar Rotterdam. Op 30 oktober ontstond echter weer verwarring door een oproep van Lubbers om ’s avonds de gordijnen op tijd dicht te doen. Dat wekte de indruk dat er weinig aan de hand was. Tegelijk werd echter de eerstvolgende zondag, 4 november, aangekondigd als autoloos, met gebruikmaking van de distributiewet van 1939. Ook in de Kamer bleek op 31 oktober dat de situatie nog niet echt als ernstig werd beschouwd: er ontstond discussie over het ingangsmoment van de autoloze zondag, met het oog op de belangen van de horeca. Verbrugh (GPV) hoonde: ‘met deze minister is het net een jeugdherberg: om 12 uur moet je binnen zijn’. Lubbers zegde daarop toe dat de zondag pas om drie uur ’s nachts zou ingaan.
Toen op 30 november de olie-aanvoer toch substantieel leek af te gaan nemen besloot het kabinet alsnog tot benzinedistributie. Discussie over de ingangsdatum daarvan maakte echter de ernst van de situatie toch weer wat omstreden. Gekozen werd voor 7 januari 1974; de dag daarvoor werd de laatste autoloze zondag. Op 1 december hield Joop Den Uyl zijn beroemde televisierede waarin hij meedeelde dat de wereld van voor de oliecrisis niet zou terugkeren: ‘we zullen ons blijvend moeten instellen op een levensgedrag met een zuiniger gebruik van grondstoffen en energie. Daardoor zal ons bestaan veranderen. Bepaalde uitzichten vallen daardoor weg. Maar, ons bestaan hoeft er niet ongelukkiger op te worden’.
De weken hierna kenmerkten zich door turbulente discussies over de uitvoering van de distributie: hoe moest de toewijzing van de bonnen plaatsvinden, moesten deze verhandelbaar zijn, hoe zou het gaan in de grensstreek? Die problemen, en uitstel van de invoering tot 11 januari - omdat de Eerste Kamer pas op 8 januari de juridische grondslag ervoor goedkeurde, de machtigingswet - maakten de benzinedistributie al meteen tot wat Den Uyl terugblikkend ‘de grootste sof’ van zijn kabinet zou noemen. Er bleek aan de pomp benzine genoeg, pomphouders verlangden geen bonnen, en de grensstreek schoof al snel op tot die het hele land besloeg. ‘De handhaving loopt in het honderd’, schreef KVP-minister Van Agt (Justitie).
Op 18 januari besloot het kabinet - bijna en passant - over een bijzondere wet maximumsnelheden met de machtigingswet als juridische grondslag, maar toen de Raad van State daar een streep door haalde restte gebruikmaking van de wegenverkeerswet: daar was politieke consensus over. Zo gold vanaf 6 februari 1974 de maximumsnelheid van 100 kilometer per uur op snelwegen – twee dagen nadat de benzinedistributie ook formeel roemloos ten onder was gegaan.
Peter Bootsma is auteur van diverse historische boeken. Hij promoveerde in 2017 op een vergelijkende studie over coalitievorming.