N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Europese Zaken
Het gaat misschien wat te ver om het als een traditie te benoemen, maar in ieder geval kende Nederland gedurende tal van kabinetten een staatssecretaris voor Europese samenwerking. Laatstelijk in Rutte 1 (Ben Knapen die die post combineerde met ontwikkelingssamenwerking), en daarvoor (Balkenende 4) Frans Timmermans, (Balkenende 1 en 2) Atzo Nicolai, (Kok 2) Dick Benschop, (Kok 1) Michiel Patijn, (Lubbers 3) Piet Dankert, (Lubbers 2) Berend van Voorst tot Voorst als opvolger van Rene van der Linden. De eerste staatssecretaris Europese zaken was overigens Ernst Hans van de Beugel in het kabinet Drees 3 (vanaf 1956).
Het kabinet Rutte 2 komt de eer toe sinds vele jaren geen staatssecretaris voor Europese samenwerking (of Europese zaken) te hebben gehad, een voorbeeld dat Rutte 3, ondanks een toename van aantal bewindslieden navolgt. Goed of slecht, verstandig of onverstandig, deze nieuwe traditie geeft een signaal. En dat signaal is dat binnen de EU de rol van de Europese Raad van steeds groter belang is geworden. Dat kan niet alleen afgelezen worden aan het toegenomen aantal bijeenkomsten daarvan, maar ook aan het belang van de Europese Raad als agendasettend en probleem oplossend en strategieontwikkelend orgaan. En daar is de premier nu eenmaal bij. En daarnaast is door en na de crisis vooral ook de eurogroep een erkend belangrijke speler. En daarin zit nu eenmaal de minister van Financiën.
De afwezigheid van een staatssecretaris (en in het buitenland minister) voor Europese zaken, laat die Europese verschuiving dus mooi zien; als ook dat Europa minder buitenlandse dan wel algemene en ook binnenlandse zaken is. En tevens dat de premier steeds meer de primus is op het Europese vlak, die samen met zijn collegae de lijnen uitzet.
Wat eigenlijk erger is, is niet de afwezigheid van een staatssecretaris (wat moet die eigenlijk doen als de strategie zo veel meer bij de premier en de Europese Raad ligt en de eurogroep de zeggenschap heeft over veel financiële en economische kwesties), maar de afwezigheid van een strategie over de EU. Dat laatste zal ons meer hinderen de komende jaren of ertoe bijdragen dat anderen op EU-niveau de agenda gaan bepalen.