N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Een minister die spreekt via de mond van haar opvolgster
Op 2 juni 1999 debatteerde de Tweede Kamer met de regering over het rapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Bijlmerramp. Namens het kabinet-Kok spraken de minister-president en de ministers van Verkeer en Waterstaat, Volksgezondheid, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en Justitie.
Wel aanwezig, maar zwijgend was minister Jorritsma, vicepremier en minister van Economische Zaken. Als minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Kok I (1994-1998) stond haar beleid bij de afhandeling van de ramp met het El-Al-toestel volop ter discussie. De verdediging liet zij geheel over aan haar opvolgster Tineke Netelenbos. De staatsrechtelijke zuiverheid vergde dat.
RPF-Kamerlid Dick Stellingwerf merkte in tweede termijn dan ook op:
"De fracties van RPF en GPV waarderen het dat de verschillende bewindspersonen verantwoording hebben afgelegd op het grote aantal punten dat door de Kamer aan de orde was gesteld. Met name minister Netelenbos had daarbij de moeilijke, maar staatsrechtelijk juiste positie het beleid van haar voorgangsters te verdedigen. Ik heb echter de indruk dat minister Jorritsma het minstens zo ondankbaar vond dat zij er op dat moment het zwijgen toe moest doen."
Jorritsma lag onder vuur omdat zij de Kamer onjuist zou hebben ingelicht. Zo stelde zij dat het onderzoek naar de vrachtbrieven "goed en volledig'' was verlopen, dat alle gegevens "exact'' klopten en dat er in de VS geen aanvullende papieren meer waren te vinden.
De commissie slaagde er later wel in, in de VS de vrachtdocumenten te bemachtigen. Jorritsma en haar ambtenaren zouden zich veel te laat hebben ingespannen om de waarheid over de lading op tafel te krijgen. Verder werd tot twee keer toe een aanbod van de ECD afgewezen om nader onderzoek te doen. Kortom: de Kamer vond dat de informatievoorziening tekort had geschoten en de minister te laks was geweest.
Vanuit de oppositie werd de kritiek op Jorritsma verwoord in een door Paul Rosenmöller (GroenLinks), mede namens CDA, SP, RPF. GPV en SGP ingediende motie.
"De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van oordeel, dat in de periode 1992-1998 onvoldoende inspanningen zijn verricht om de lading te achterhalen en de Kamer over de lading meermalen onjuist is geïnformeerd;
keurt het terzake gevoerde beleid door de minister van Verkeer en Waterstaat af,
en gaat over tot de orde van de dag."
Tineke Netelenbos (PvdA) was als zittend minister aanspreekbaar voor het totale beleid op haar ministerie inzake de Bijlmerramp en zij verdedigde dat. Die verdediging ging grotendeels over beleid dat onder haar voorganger vorm had gekregen, maar zijzelf had als minister ook nog besluiten genomen over de afhandeling van de ramp. Toch richtte de motie van afkeuring zich alleen tegen Jorritsma.
Hoewel het in de PvdA even spannend leek te worden, stemden de drie regeringsfracties (PvdA, VVD en D66) tegen de motie. Alleen twee leden van de enquêtecommissie (de PvdA'er Oudkerk en D66-lid Augusteijn) deden dat niet.
Nadat het kabinet kort daarvoor een crisis had overleeft na de verwerping in de Eerste Kamer van het voorstel over het correctief referendum, werd een nieuwe crisis onwenselijk geacht. Bovendien lag ook de andere vicepremier, Els Borst (D66) onder vuur. Beide vicepremiers werden 'gered' door de coalitie.
Jorritsma had het debat zwijgend moeten meemaken en zij kon zich slechts via de mond van haar opvolgster verdedigen. Zo hoort het ook.
Prof.Dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.