N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Laat de Tweede Kamer zelf beperkingen stellen aan het vragenrecht
Chocoladeletters in de zaterdagkrant. Mondelinge vragen op dinsdag. De oplossing graag al vorige week. ‘Niet alles kan en zeker niet tegelijkertijd’.1) Het is een goed en wijs advies. Een verkoopbaar antwoord op een Kamervraag is het zelden. Kamerleden erkennen dit probleem.
Voormalig GroenLinks-fractievoorzitter Jesse Klaver wijdde zijn bijdrage aan de Algemene Politieke Beschouwingen van 2019 aan de oproep te stoppen met scorebordpolitiek, met, ‘bezig zijn met de vraag wie het debat wint: wie komt er als winnaar uit, in plaats van dat we kijken naar welke problemen er zijn opgelost’.2)
Bij de algehele herziening van het Reglement van Orde in 2020 temperde toenmalig Kamerlid van Meenen (D66) de verwachtingen: niet alles liet zich via het reglement oplossen. Een echte aanpak van zaken zou een cultuuromslag vragen.3) Klinkt mooi, wijs ook. Minder regels, meer samen, schouders eronder en hop, die cultuur veranderen. Nieuw is het niet. ‘We kunnen duizend keer zeggen dat we minder moties en Kamervragen willen, maar dat moeten we dan ook doen’, aldus Kamervoorzitter Frans Weisglas.4) Dat was in 2004.
Nu bieden in het verleden behaalde resultaten geen garantie voor de toekomst, maar hoopvol stemt dit bepaald niet. Daarom een nieuw voorstel van structurele aard: laat de Tweede Kamer zelf inhoudelijke beperkingen stellen aan het vragenrecht.
Het Britse Lagerhuis biedt daarvoor een aantal goede voorbeelden en laat zien dat er meer oplossingsrichtingen zijn dan het instellen van bijvoorbeeld quota. Navolging van het Britse voorbeeld kan al met een aanpassing van het Reglement van Orde gerealiseerd worden. Mogelijkheden dus om snel te scoren.
Naar een vragenrecht dat werkt
Bewindspersonen dienen de Kamer de door een of meer Kamerleden – zowel schriftelijk als mondeling – gevraagde inlichtingen te verstrekken, tenzij dit in strijd is met het belang van de staat.5) Het individuele Kamerlid heeft een vragenrecht en de regering een inlichtingenplicht met een uitzonderingsgrond. Discussies over de reikwijdte tenderen dan ook naar de uitzonderingsgrond.
Over die uitzonderingsgrond is de afgelopen jaren het nodige te doen geweest.6) Het vragenrecht zelf bleef daarbij buiten schot. Zo ging het rapport van de door de Kamer ingestelde werkgroep informatieafspraken wel over de ‘omgang met de beantwoording van Kamervragen’,7) maar niet over de vragen zelf.
Een gemiste kans. Met het beperken van het vragenrecht kan het inlichtingenrecht juist meer uit de verf komen. Het Britse Lagerhuis illustreert dit. Het Lagerhuis is een debatparlement bij uitstek, ‘waarin het volk zich vertegenwoordigd weet en de regering het vuur aan de schenen wordt gelegd in debatten’.8)
Het is ook een parlement, waarin de mogelijkheden om vragen te stellen — waaronder de wereldberoemde prime ministers questions — strak inhoudelijk genormeerd zijn, en wel door het Lagerhuis zelf.
Order. Order.
Net als de Kamervoorzitter in Nederland, beslist de Speaker in het Lagerhuis over de toelaatbaarheid van vragen.9) Waar Nederlandse Kamervragen echter nauwelijks aan beperkingen zijn onderworpen, heeft het Britse stelsel met de jaren vele zinvolle inhoudelijke beperkingen tot stand gebracht. Hieronder volgt een bloemlezing van de meest navolgenswaardige.
Geen verkapte meningen
Het doel van een vraag is het verkrijgen van informatie of het aansporen tot actie. De vraag mag dan ook niet primair worden geformuleerd om informatie over te brengen, een eigen antwoord te suggereren of een bepaald standpunt uit te dragen.10)
Geen vragen buiten de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon
Vragen om uitlatingen in de pers om uitspraken van private instanties of personen te verifiëren zijn buiten de orde. Let wel: het gaat hierbij dus om het verifiëren van uitingen van private instanties of personen en niet om persuitingen van regeringswege.
In dezelfde categorie zijn ook vragen over zaken die zijn gedelegeerd aan decentrale overheden uit den boze. Het is Lagerhuisleden voorts niet toegestaan om de regering te verzoeken te handelen met betrekking tot de bevoegdheden van medeoverheden of aangelegenheden van private instanties of personen.11)
Actie of informatie vragen met betrekking tot de activiteiten van dergelijke personen of instanties is alleen toegestaan als ministers over de benodigde handelings- of informatiebevoegdheden beschikken.12)
Niet vragen naar de bekende weg
Het vragen om informatie uit toegankelijke documenten is niet toegestaan, wanneer het Lagerhuislid de informatie op eigen initiatief en zonder moeite kan verkrijgen.13) Vragen stellen die al eens beantwoord zijn, of waarop al eens een antwoord is geweigerd in dezelfde zitting zijn ook niet-toelaatbaar.14)
Geen rechtsvragen en vragen over lopende rechtszaken
Vragen over onderwerpen van lopende juridische procedures zijn buiten de orde.15) Ook het ontlokken van een opvatting over een rechtsvraag is niet toegestaan. Dat is een zaak voor de rechter en niet voor de regering. Wel kunnen ministers worden gevraagd naar de wettelijke grondslag van hun handelen.16)
Geen hypothetische vragen en oude koeien
Hypothetische vragen zijn ontoelaatbaar. Daarbij kunnen zich grensgevallen voordoen, want het is niet altijd in abstractie mogelijk precies te bepalen wanneer feiten of bewijzen overgaan in veronderstellingen en vermoedens. Of de vraag ‘wat gaat u doen als de inflatie verder stijgt?’ hypothetisch is, zal afhangen van de omstandigheden.
Als er sprake is van een dalende inflatie en er zijn geen economische vooruitzichten die op het tegendeel wijzen, dan is de vraag hypothetisch. Blijkt uit economische vooruitzichten echter dat de inflatie naar verwachting zal toenemen, dan is de inflatie-vraag niet hypothetisch. Naast hypothetische vragen zijn beleidsvragen die te groot zijn om in één antwoord te behandelen zijn ook ontoelaatbaar, - net als triviale, vage en betekenisloze vragen, en oude koeien.17)
Tot slot: de beperking, de meester en het Reglement van Orde
In de beperking toont zich voor het eerst de meester. Dit geldt ook voor het vragenrecht van de Kamer. Door dit te beperken, kan het aan kracht winnen. Dan kan de Kamer haar controlerende taak met meer scherpte vervullen.
Niet alles laat zich via reglementen oplossen, dat zag Van Meenen juist,18) maar precies op dit punt is een regel nodig. In het Reglement van Orde is al bepaald dat een Kamerlid vragen die hij wil stellen, bij de voorzitter indient. De vragen moeten kort en duidelijk zijn geformuleerd moeten voldoen aan de parlementaire gedragsregels.19)
Deze toets die inperkt, is een recente vondst. Van 1906 tot 2020 was de Kamervoorzitter bevoegd om schriftelijke vragen niet door te zenden aan de regering indien ‘bij hem wegens de vorm of inhoud van de vragen daartegen overwegend bezwaar’ bestond.20)
Die voorzittersbevoegdheid is met de algehele herziening van het Reglement van Orde ingeperkt, omdat het grondwettelijke vragenrecht sinds 1983 toekomt aan individuele Kamerleden, en niet aan de Kamer als geheel zoals voordien. Daardoor léék er volgens de voorstellers weinig grondwettelijke ruimte meer te bestaan voor een voorzittersbevoegdheid om vragen niet door te zenden.21)
Dit heeft de schijn van een wat al te voorzichtige grondwetsinterpretatie. Zo’n beperking is immers precies waar een Reglement van Orde toe dient. Ter vergelijking: voorgestelde amendementen kunnen ook door de Kamer ontoelaatbaar worden verklaard op voorstel van de voorzitter of een ander Kamerlid.22) Ook verhoudt de beperkte rol van de voorzitter zich niet goed tot de rol die de voorzitter wel inneemt bij het toekennen van de mondelinge vragen tijdens het wekelijkse vragenuur. Dan is het de Voorzitter die beslist over de onderwerpen waarover Kamerleden in het Vragenuur vragen stellen.23)
Dus kort en goed: Kamer, durf uzelf te beperken en stel weer inhoudelijke limiteringen aan het vragenrecht. Het Britse Lagerhuis biedt daarvoor meer dan voldoende inspiratie.
Simon van Oort is als buitenpromovendus verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen, waar hij onderzoek verricht naar de rol van de Britse Constitutie in het Nederlandse politieke staatsrecht. Hij is werkzaam bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en schrijft dit stuk op academische titel.
-
1)
-
2)
-
3)
taalaan("en")4)taaluit Raad voor het Openbaar Bestuur, Niet teveel gevraagd! Een analyse van Kamervragen, 2005 p. 21.
taalaan("en")5)taaluit Artikel 68 Grondwet.
taalaan("en")6)taaluit Zie voor een overzicht het ongevraagd advies over de Ministeriële Verantwoordelijkheid van de Afdeling Advisering van de Raad van State (Bijlage Kamerstukken II 2019/20, 35300, nr. 78).
taalaan("en")7)taaluit Kamerstukken II 2020/21, 35752 nr. 11.
taalaan("en")8)taaluit Simon Otjes, ‘Niet alles kan’, De Hofvijver 2023, afl. 14.
taalaan("en")9)taaluit ‘Speaker's control of questions’, Erskine May’s treatise on the law, privileges, proceedings and usage of Parliament (online, 2019).
taalaan("en")10)taaluit 'Rules of order regarding form and contents of questions’, Erskine May Online.
taalaan("en")11)taaluit Een uitzondering geldt voor bedrijven waarvan de staat aandeelhouder is.
taalaan("en")12)taaluit 'Ministerial responsibility', Erskine May Online.
taalaan("en")13)taaluit 'Ministerial responsibility', Erskine May Online.
taalaan("en")14)taaluit 'Questions already answered, or to which an answer has been refused', Erskine May Online. Wanneer een minister echter geweigerd heeft de verzochte actie te ondernemen of de gevraagde informatie te verstrekken, mag de vraag na drie maanden opnieuw worden gesteld.
taalaan("en")15)taaluit 'Matters sub judice and relating to courts', Erskine May Online.
taalaan("en")16)taaluit 'Ministerial responsibility', Erskine May Online.
taalaan("en")17)taaluit 'Miscellaneous', Erskine May Online.
taalaan("en")18)taaluit Handelingen II 2019/20, nr. 100, item 6, p. 8.
taalaan("en")19)taaluit Artikel 12.1 RvOTK.
-
20)Artikel 134, tweede lid, RvOTK (oud).
taalaan("en")21)taaluit Kamerstukken II 2019/20, 35322, nr. 5, p. 9-10.
taalaan("en")22)taaluit Artikel 9.6 lid 2 RvOTK. Hierbij dient in het achterhoofd te worden gehouden dat het amendementsrecht grondwettelijk toekomt aan de Kamer, maar het recht om amendementen voor te stellen expliciet aan de Kamerleden toekomt (artikel 84 lid 1 Grondwet).
taalaan("en")23)taaluit Art 12.3 lid 3 RvOTK.