N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Nieuw Sociaal Contract – een stand van zaken
NSC bevindt zich onmiskenbaar in een lastig parket. Oprichter en boegbeeld Pieter Omtzigt zit al een tijdje ziek thuis en zijn partij maakt deel uit van een coalitie met de een andere partij die zich regelmatig manifesteert op een wijze die in strijd is met de fundamenten van NSC.
Onduidelijk is welke specifieke NSC-programpunten op afzienbare termijn gerealiseerd kunnen worden; voor een aantal van de door Omtzigt gewenste bestuurshervormingen is zelfs een grondwetsherziening nodig. Een kabinetscrisis en nieuwe verkiezingen zijn met het oog op de peilingen echter weinig aanlokkelijk: in dat geval dreigt marginalisering.
In de coalitie heeft NSC zichzelf de rol toebedeeld van ‘rechtsstatelijk geweten’. Voortgezette kabinetsdeelname lijkt dan ook eigenlijk vooral nog bedoeld ‘om erger te voorkomen’ – NSC als burgemeester in oorlogstijd. Het is een weinig benijdenswaardige rol. De route van het staatsnoodrecht op het asieldossier is de voorbije week dan wel met succes geblokkeerd, maar te voorzien is dat coalitiepartner PVV nieuwe ‘uitdagingen’ op dit vlak zal presenteren.
Het dilemma waarin NSC verkeert, heeft veel weg van de complexe situatie van het CDA – de oude partij van Omtzigt, zijn waarnemer Van Vroonhoven en NSC-vicepremier Eddy van Hijum – in 2010, toen de christendemocraten een gedoogsamenwerking aangingen met de PVV in het kabinet-Rutte I.
Het resulteerde in een diepe verdeeldheid, die zich onder andere manifesteerde op het in alle opzichten bijzondere partijcongres van oktober 2010. Na de val van het kabinet erkenden ook de meeste voorstanders van de kabinetsdeelname schoorvoetend dat die keuze geen gelukkige was geweest. De keuze om aan de gedoogconstructie deel te nemen bleef een trauma voor de partij.
De Werdegang van NSC doet ook sterk denken aan die van DS’70, de afsplitsing van de PvdA die kort na de oprichting in 1970 en een succesvol debuut bij de Kamerverkiezingen in 1971 (8 zetels) toetrad tot het kabinet-Biesheuvel. Daar werd de nieuweling al snel vermalen tussen de gevestigde krachten, om vervolgens geleidelijk in de parlementaire vergetelheid te verdwijnen.
Nog verder terug in de parlementaire herinnering zitten de lotgevallen van de Katholieke Nationale Partij van de voormalige minister van Koloniën Welter. Nadat die in 1948 uit onvrede met de Indiëpolitiek was afgesplitst van de KVP, keerde ze in 1956, toen de kwestie-Indië grotendeels van de agenda was geraakt, weer terug in de schoot van de moederpartij. Welter was vervolgens nog vijf jaren KVP-Tweede Kamerlid.
De toekomst laat zich niet voorspellen, ook niet die van NSC. Dat neemt niet weg dat de sterren voor de partij ongunstig staan. Is het scenario-Welter op langere termijn denkbaar voor Omtzigt cum suis?
Omtzigts vertrek uit het CDA, in 2021, was niet om beleidsinhoudelijke redenen; hij vertrok omdat hij zich ongewenst, miskend en tegengewerkt voelde. Inmiddels lijkt het CDA onder partijleider Henri Bontenbal bevangen door een nieuw optimisme, en zijn de personen met wie Omtzigt destijds botste grotendeels uit de partijtop verdwenen.
Vooralsnog lijkt er voor Omtzigts volgelingen niets anders op te zitten dan zich te schikken naar hun ingewikkelde rol in het kabinet-Schoof. Het is niet anders.
Alexander van Kessel is onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis in Nijmegen