N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Integriteit in het gemeentebestuur
De inval van de Rijksrecherche in de huizen en kantoren van de Haagse wethouders Richard de Mos en Rachid Guernaoui, beiden verdacht van schending van het ambtsgeheim, omkoping en ambtelijke corruptie, overrompelde niet alleen henzelf maar ook de buitenwereld. Juist omdat de relatie tussen de Lijst De Mos/Hart voor Den Haag en een aantal Haagse ondernemers een veel besproken thema was, al tijdens de verkiezingen, gedurende de formatie en daarna. Coalitiepartners, de oppositie en de burgemeester: zij keken er naar, maar zagen het niet. Althans niet als strafbaar.
Bij de formatie van het Haagse college speelden twee gevoeligheden: de overstap van Guernaoui van D66 naar de Lijst De Mos en de mogelijke belangenverstrengeling in de relatie tussen De Mos en een aantal ondernemers. In het kader van mijn onderzoek naar de formatie in tien grote steden besprak ik het uitgebreid met informateur Hans Wiegel en formateur Edith Schippers. Wiegel was, naar zijn aard, zeer relativerend. Over Guernaoui hield hij de andere partijen voor: “Ik snap het wel, maar ik kan er niets mee. Ik ga niet vertellen dat hij geen wethouder mag worden en jullie kunnen het niet uitleggen wanneer het hierop breekt”. En over de verdenking van belangenverstrengeling: “De Mos heeft op dit punt een uitgebreid en tegemoetkomend verhaal gehouden. Daarop heb ik gezegd: willen de andere partijen ook hun financiën openbaar maken? “Ja, ja”, besluit hij lachend, daarmee aangevend dat de belangstelling hiervoor gering was. Toch was het onderwerp niet van de agenda. Edith Schippers vertelde dat beide knelpunten regelmatig opdoken. Ze viel terug op de afspraken met Wiegel. Het openbreken van gemaakte afspraken zou de onderhandelingen in het drijfzand doen belanden. Opmerkelijk is dat Den Haag een van de weinige steden is waar de integriteit van de kandidaat-wethouders niet is onderzocht. “Ik heb er geen moment aan gedacht, in de landelijke politiek gebeurt dat automatisch”, aldus Edith Schippers.
Over zijn relatie met sponsoren is De Mos nooit onduidelijk geweest. Lokale partijen worden niet gesubsidiëerd, terwijl lokale afdelingen van landelijke partijen meedelen in de overheidssubsidie van 17 miljoen euro, die jaarlijks aan politieke partijen wordt toegekend. De lokalen werven dus in een eigen relatienet, veelal afkomstig uit de horeca en de onroerend-goed-wereld. Dat kan een mijnenveld zijn, getuige de affaire Van Rey. In Den Haag sierden de namen van de sponsoren de campagnebus van de Lijst De Mos. De Mos is nooit onduidelijk geweest over zijn plannen voor een actiever nachtleven. Het is praktisch een op een overgenomen in het collegeprogramma. Met instemming dus van de drie coalitiegenoten: VVD, D66 en GroenLinks. Als wethouder heeft hij een uitgebreid voorstel in het college gebracht dat, met name door de inzet van toenmalig burgemeester Krikke, is teruggebracht tot een vijftal vrijstellingen om in de nacht langer open te zijn. De vrijstellingen werden verstrekt op basis van het principe `wie het eerst komt, die het eerst maalt`.
Tot de vroegkomers behoorde de horeca-ondernemer Atilla, sponsor en vriend van Richard de Mos. De Mos informeerde hem over de mogelijkheid, nadat, naar zijn zeggen, het aanbod eerst kenbaar was gemaakt in een persbericht en op de site van de gemeente.
Verstrengeling van belangen is in de gemeentelijke en landelijke politiek niet uniek, een inval door de rijksrecherche wel. Wie hier het initiatief heeft genomen is onbekend. Indien er binnen de Haagse coalitie of bij voormalig burgemeester Krikke aanwijzingen waren, zijn er ook zeker mogelijkheden geweest dit onderling te bespreken. Bij voorbeeld tijdens de halve heidag die het college aan het thema ‘integriteit’ heeft besteed. Maar het lijkt alsof ook zij overvallen werden.
Drie punten zijn van belang. In de eerste plaats de onwil van het Rijk (lees: de gevestigde partijen) om lokale politieke partijen te ondersteunen. Dat dwingt deze om zelf op zoek te gaan naar sponsoren. In 2018 groeiden de lokalen naar een derde van het aantal raadsleden, ongeveer evenveel als CDA, VVD en D66 (de nummers 2, 3 en 4) samen. Zonder subsidie. “Een ongelijkheid die niet verder te verdedigen valt”, aldus de voorzitter van de Evaluatie- en adviescommissie Wet financiering politieke partijen, Kars Veling. De commissie vroeg 6,8 miljoen euro voor lokale partijen en lokale afdelingen van landelijke partijen gezamenlijk. Minister Ollongren schoof de beslissing voor zich uit en bood 200.000 euro voor een landelijk expertisecentrum, onder te brengen bij de VNG. De beroepsvereniging voor Plaatselijke Politieke Groeperingen, de VPPG, werd buitengesloten.
Een tweede punt betreft de frequentie van integriteitsschendingen in de lokale politiek. In 2016, een jaar waarin veel wethouders verdwenen, bleek de belangrijkste oorzaak ‘verstoorde en gebroken coalitieverhoudingen`. Met op de tweede plaats ‘de stijl van besturen’. `Integriteit` scoort als derde met minder dan tien procent. En wat valt dan onder `integriteit`: chatten met minderjarigen, bevoordelen zakelijke belangen partner, onjuiste declaraties.
Als derde: de controle op integriteit is in de Nederlandse politiek halfbakken geregeld. De GRECO, het anti-corruptieorgaan van de Raad van Europa, heeft bij herhaling hierover haar verbazing uitgesproken. Maar telkens is het antwoord: dat valt erg mee. Nederland heeft een betrekkelijk nette politieke cultuur, vinden Eerste en Tweede Kamer. Terwijl de incidenten elkaar opvolgen (Hiddema, Graus, Haga, Duthler) en het geschenkenregister steeds belangrijke hiaten vertoont (de flat van Pechtold).
Er valt in Den Haag dus nog veel te winnen, ook voor de landelijke politiek.
Joan Smithuis schreef samen met Joop van den Berg en Hub van Wersch 'Van campagne tot compromis: collegevorming in Nederlandse gemeenten, 2010-2018'.