N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Over lange kabinetsformaties
Gezocht: een communicatiemanager
Door Jan Schinkelshoek
Gezocht: een communicatiemanager.
Standplaats: Den Haag.
Start: met spoed.
Opgave: optuigen van communicatiestrategie voor het nieuwe kabinet.
Zelden zal een nieuw kabinet met zo’n achterstand zijn begonnen. Er zijn – na het afhaken van GroenLinks – bijna honderd dagen overheen gegaan om vier partijen [VVD, CDA, D66 en CU] bij elkaar te brengen. Maar geen moment heeft dat kwartet enig gevoel van urgentie uitgestraald. Integendeel: op de buitenstaanders maakt het een ongehaaste, zelfs ongeïnteresseerde indruk.
Zoveel ogenschijnlijke onthechting is toch wel bijzonder. In de jaren’ 70 begon Den Uyl [‘progressief’] met hoge verwachtingen, Lubbers [’no nonsense’] kon bij de start op nogal wat scepsis rekenen, naar Kok [‘Paars’] was iedereen nieuwsgierig, Balkenende [IV] verlengde, samen met Bos, de kabinetsformatie met honderd dagen en verprutste zo veel sympathie en Rutte [zowel I als II] startte steeds met gemengde gevoelens. Maar er was steeds het gevoel dat je moest opletten. Het ging ergens over.
Dat mankeert Rutte III-in-wording. En nog wel door eigen toedoen. Geen moment is er een poging gedaan om de rest van Nederland ‘mee te nemen’. Wat er aan interesse was, is gaandeweg – ook tijdens de vakantie en andere curieuze onderbrekingen – stap voor stap weggeëbd.
Van meet af aan zal het nieuwe kabinet daarom veel moeten investeren in communicatie. Wat heeft het voor met het land? Wat wil het? Waarom verdient het steun? Om iets terug te brengen van een sense of urgency, zal het ernst moeten maken met een inhaalslag. Laat het uitleggen wat het wil. En met name waarom het zo nodig is.
Het grote risico is dat de nieuwe coalitie van vier zo onthechte partijen, door de verkiezingsuitslag aan elkaar gekluisterd, blijft steken in afgemeten compromissen die het misschien wel op gang helpen, maar niemand echt overtuigen. Na de kabinetsformatie kun je ook de kabinetsstart verprutsen.
Meer dan honderd dagen om de achterstand van tweehonderd dagen in te halen heeft Rutte III niet.
Valbijl in de Statenzaal
Door Paul de Goede
Ik schrijf dit stukje op dag 173 van de formatie en de klok tikt nog steeds door. De onderhandelende partijen zijn hard op weg om het historisch record van 1977 te breken en het algemene gevoel is dat het hen gaat lukken. In het land doet iedereen zijn ding, maar urgente politieke knopen worden nu niet doorgehakt. Vanuit mijn particuliere ambtenaren biotoop wordt uitgekeken naar een vers regeerakkoord en een kabinet op het bordes.
Wat is hier eigenlijk het probleem? Tom van der Meer verwoorde het mooi in zijn pamflet: ‘Niet de kiezer is gek [1]’. ‘Nederland kent geen grote partijen meer, alleen middelgrote en kleine.’ Dat maakt formeren een ingewikkelde aangelegenheid, zeker wanneer elke tegenstelling uitonderhandeld moet worden. Daarnaast zijn er maar weinig prikkels voor onderhandelende partijen om daadwerkelijk vaart te maken. Maar stel je voor dat we een dergelijke prikkel in het systeem zouden inbouwen? Dat kan bijvoorbeeld met een zogenaamde valbijlprocedure. Dat gaat als volgt: een formatie is van rechtswege aan een maximum aantal dagen gekoppeld, bijvoorbeeld honderd dagen. Staat er op de ochtend daarna geen kabinet op het bordes dan worden er van rechtswege nieuwe verkiezingen uitgeschreven. Een valbijl die permanent boven de formatietafel hangt.
Staatsrechtelijk is dit zeker te regelen. De belangrijkste vraag is natuurlijk: zou het werken en tegen welke prijs? Praktisch gezien werkt het natuurlijk uitstekend. Een formatie duurt zolang het is toegestaan, honderd dagen en geen dag langer. Partijen zijn uitstekend gemotiveerd om voortgang te boeken. Niemand wil de schuld krijgen van een klappende formatie want behalve de media krijg je ook nog een directe afstraffing van de kiezer over je heen. Uit onderzoek blijkt dat kiezers gemiddeld een politiek geheugen hebben van zes maanden. Langer zal het heus niet duren voor de stembussen er weer staan.
Een tweede argument is dat beperkingen bevorderlijk zijn voor de creativiteit. In een noodsituatie gebeurt dat ook: ‘Doe iets, maakt niet uit wat’! Veel veertigers zijn opgegroeid met de televisieserie ‘McGyver’ waarin de hoofdpersoon zich altijd uit een noodsituatie redt met toevallig aanwezige middelen zoals een schoenveter, een sinaasappel en een paperclip. Ook politici moeten zich kunnen redden met hun schoenveters. De noodzaak moet dan wel gevoeld worden.
De nadelen komen hier echter al om de hoek kijken. In de lange parlementaire praktijk die na de formatie volgt maakt het wel degelijk iets uit wat er is gedaan, gewenst en opgeschreven. Ik heb nu al medelijden met de ambtelijke projectleiders die een nette beleidsketen moeten rijgen moet politieke schoenveters en paperclips.
De valbijl kan er ook toe leiden dat de onderhandelende partijen elkaar strategisch onder druk gaan zetten. Door voet bij stuk te houden, maar ook door toe te geven aan de eis van de ander wanneer de deadline dichterbij komt. De onderhandelingspartner staat dan met de rug tegen de muur. Als deze niet op zijn beurt een stap maakt is deze ‘schuldig’ aan het mislukken van de formatie. Een soortgelijk onbedoeld effect met de valbijlprocedure zie je rond het Amerikaanse begrotingsplafond.
Op de langere termijn kan het de stabiliteit van de zittende coalitie ook ondermijnen omdat niet vertrouwen, maar tijdsdruk de bindende factor was geweest bij het smeden van het verband. Wanneer de ‘verkiezingsfrequentie’ door de valbijl omhoog gaat heeft het een zeer averechts effect.
Kortom: de valbijl is een paardenmiddel. Een lomp instrument in een omgeving die van complexiteit en subtiele afhankelijkheden aan elkaar hangt. Niet doen dan maar? Vooruit nog een argument pro: verbinding met ‘het volk’. Het Binnenhof schept zijn eigen regels en onderhandelingen vinden plaats achter dikke eikenhouten deuren. De valbijl is hét moment waarop de deuren open gaan en de kaarten opnieuw worden geschud. Een heldere regel, zichtbaar en maar voor een uitleg vatbaar. Kortom: het publiek wordt weer betrokken. Want executies trekken altijd volk. Zelfs wanneer er slechts een pak papier op het hakblok ligt.
Paul de Goede is senior-beleidsmedewerker bij de directie Democratie & Burgerschap van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij heeft deze bijdrage op persoonlijke titel geschreven.
[1] Niet de kiezer is gek, Tom van der Meer, uitgeverij Het Spectrum 2017