De EU in Midden- en Oost-Europa: een regio van uitdagingen

maandag 28 augustus 2017, Nicolaas A. Kraft van Ermel

Anno 2017 kan het verschil met 1989 niet groter zijn: destijds wierpen landen het communisme af en zagen zij de machtsomwenteling als een ‘terugkeer naar Europa’. Integratie in de toenmalige Europese gemeenschappen was juist een van de speerpunten van de nieuwe machthebbers.

In 2004 werd de uitbreiding van de Europese Unie met een grote groep hoofdzakelijk Midden- en Oost-Europese landen (en latere uitbreidingen in 2007 en 2013) in die regio dan ook enthousiast onthaald. Nu overheerst echter het beeld van een regio waar de rechtstaat in het geding is (Hongarije en Polen)[1] en waar geweigerd wordt om mee te werken aan een gespreide opvang van vluchtelingen (Tsjechië, Polen en Hongarije).

Om de hoek woedt momenteel bovendien het grootste conflict van Europa, de oorlog in Oekraïne. Landen zoals de Baltische staten en Polen voelen zich door de assertieve Russische politiek danig bedreigd. Ten slotte moet ook nog worden gewezen op de negatieve beeldvorming over arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa, die door Eurosceptische bewegingen in West-Europa steeds vaker als problematisch wordt ervaren en electoraal wordt uitgebuit, maar ook op de groei van Eurosceptische bewegingen in Midden- en Oost-Europa zelf.

Van liefdesgeschiedenis tot haat-liefdeverhouding

Wat is hier aan de hand? Is een liefdesgeschiedenis langzaam aan het verworden tot een haat-liefdeverhouding? Van alle hier aangestipte zaken, is de Eurosceptische houding ten aanzien van arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa nog het simpelste te verklaren; deze migratiestroom wordt door werknemers in het lagerelonensegment simpelweg als concurrentie waargenomen.

En dan spreken de arbeidsmigranten ook nog eens een andere taal en hebben ze andere gebruiken. Bovendien betreft het vaak alleenstaande jonge mannen, die hun vrije tijd besteden aan alcohol en overlast veroorzaken. Of althans, dat is de beeldvorming, want dan wordt over talloze initiatieven van culturele aard niet gesproken.

Verschillende opvattingen over het verleden

De Euroscepsis in Midden- en Oost-Europa, de problemen met de rechtsstaat en bezwaren tegen de gespreide opvang van vluchtelingen binnen de EU hangen samen en vallen vooral te verklaren door verschillende ervaringen en opvattingen over het verleden. Wij moeten ons realiseren dat de 20ste-eeuwse geschiedenis van Midden- en Oost-Europa véél complexer is dan die van West-Europa.

Waar West-Europa de verschrikkingen van de Duitse bezetting en/of in eigen land gegroeid fascisme doorleefde, komt daar in Midden- en Oost-Europa óók nog een lange periode van communistische onderdrukking bij. Dat heeft er voor gezorgd dat categorieën van dader, slachtoffer en omstander – die toch al lastig uit elkaar te houden zijn, zo bewijst ook historisch onderzoek in West-Europa – alleen nog maar lastiger te onderscheiden zijn.[2] In het voormalige communistische Europa betreft het bovendien ook nog eens een onverwerkt verleden.

Wat wij in West-Europa zien als een terugtrekkende rechtsstaat, wordt in Polen en Hongarije door regeringspartijen verkocht als een decommuniseringsmaatregel die veel te laat komt, want, zo wordt beweerd, meer dan 25 jaar na dato heeft decommunisering nooit echt plaats gevonden en hebben collaborateurs met het communistische regime nog altijd de beste baantjes, terwijl slachtoffers een veel slechtere sociaaleconomische positie hebben. Dat wil echter geenszins zeggen dat deze maatregelen door alle Polen of Hongaren worden gedragen, want tegenstanders van de huidige regeringen, en vooral jongeren, laten regelmatig van zich horen.

Westerse normen en waarden

Andersom wordt West-Europa verweten dat het te zeer zijn eigen normen en waarden aan de Midden- en Oost-Europese regio oplegt. En inderdaad, als onderdeel van de Europese integratie is aan de landen van de regio gevraagd het complete acquis communautaire van de unie op te nemen in de wetgeving en diverse andere Europese gedragsnormen over te nemen. Op zich een logisch gevolg van toetreding tot de EU. De weigering mee te werken aan verplichte vluchtelingenspreiding en ook Hongaarse plannen om een muur tegen vluchtelingen te bouwen komen op hun beurt weer voort uit verschillende historische ervaringen: de komst van – veelal islamitische vluchtelingen – wordt gezien als een bedreiging voor de eigen culturele identiteit. Een geluid dat in West-Europa ook wel klinkt, maar in Oost-Europa veel prominenter aanwezig is.

Waar in West-Europa uit de jaren ’30 en ’40 de les is getrokken dat nationalisme veel negatieve kanten kent en vaak meer ellende veroorzaakt dan dat de erdoor gecreëerde nationale cohesie oplevert (en dit is – min of meer – het credo van de EU geworden), heeft in Midden- en Oost-Europa nationalisme vaak een positieve bijklank. Juist omdat het het enige geloofwaardige tegengeluid tegen het communistische regime was. Daar komt bij dat de nieuwe lidstaten van de EU – nu ze eenmaal lid zijn – verwachten dat de Unie hun belangen ook serieus neemt. Aldus geldt: om lid te worden hebben wij ons aangepast, nu past West-Europa zich maar aan ons aan.

Assertieve Russische politiek

Historische ervaringen zorgen er ook voor dat landen in Midden- en Oost-Europa zich door Ruslands hernieuwde assertieve politiek bedreigd voelen. Landen als Polen en de Baltische staten zullen dus verzekerd moeten worden dat zij niet ook slachtoffer worden van Russische agressie, zoals Oekraïne (2014) of Georgië (2008). Dat is een taak voor zowel de NAVO als de EU. Bovendien heeft de EU weinig belang bij het slagen van Ruslands pogingen Oekraïne’s toenadering tot het westen te dwarsbomen en het land te destabiliseren.

Werk aan de winkel

Kortom, er is werk aan de winkel: terwijl aan de buitengrenzen een groot internationaal conflict woedt, wordt aan de binnenkant getornd aan een van de kernwaarden van de EU – de rechtsstaat – en heerst er gevoel van onbegrip en wantrouwen waardoor de EU slecht kan opereren in andere internationale crises, zoals de vluchtelingencrisis. Daar komt bovenop dat juist in het internationale tijdsgewricht eenheid noodzakelijk is. De EU moet zich daarom zeker niet blindstaren op de Brexit, maar ook werken aan zijn interne cohesie. Meer begrip voor de regio Midden- en Oost-Europa in West-Europa en hun historische ervaringen – en hoe deze politieke keuzes beïnvloeden – is daarbij een belangrijke eerste stap.

Nicolaas A. Kraft van Ermel, MA is historicus van Midden- en Oost-Europa en verbonden aan het Nederland-Rusland Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is gespecialiseerd in de eigentijdse geschiedenis van de regio en verricht momenteel promotieonderzoek naar de relatie tussen visies op geschiedenis en het Europese integratiestreven van Oekraïense politieke elites.

 

[1] Zie bijvoorbeeld bijdragen in de Hofvijver van Małgorzata Bos-Karczewska en Hoai-Thy Nguyen of het dossier ‘Hongaarse democratie onder druk’

[2] De Amerikaanse historicus Timothy Snyder heeft deze materie aangrijpend aan de orde gesteld in: Timothy Snyder, Bloodlands: Europe between Hitler and Stalin (London: Bodley Head 2010).