N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Lobbyverbod als regulering van het belangenverkeer
Inhoudsopgave van deze pagina:
Interview met Arco Timmermans, bijzonder hoogleraar Public Affairs aan de Campus Den Haag van de Universiteit Leiden
Arco Timmermans vindt het lobbyverbod dat op 12 mei werd ingevoerd een stap in de goede richting, maar wel een zwakke regeling ten gevolge van politieke compromissen. Ministeries zullen ex-ministers en -staatssecretarissen gedurende een periode van twee jaar na hun aftreden niet aanvaarden als lobbyist wanneer hij belangen behartigt op zijn eerdere beleidsterrein. Timmermans vindt de reikwijdte van het verbod discutabel wegens de gemaakte uitzondering op handelsmissies en door het feit dat het alleen betrekking heeft op ex-ministers en -staatssecretarissen. De termijn van twee jaar is bovendien van korte duur. En uit de praktijk moet nog blijken hoe serieus dit initiatief wordt genomen.
Ministeries gaan niet meer in gesprek met oud-ministers en -staatssecretarissen, als die lobbyen op het beleidsterrein van hun voormalige ministerie. Het verbod gaat in nadat een bewindspersoon aftreedt en geldt voor een periode van twee jaar. Is dit een onderlinge afspraak, of betreft het hier een formele regeling?
Het lobbyverbod is echt een beslissing van het demissionaire kabinet. De waarde van een informeel verbod zou nihil zijn, want dan zullen weinig mensen zich eraan houden. De regeling is nu van toepassing en de bedoeling is dat het volgende kabinet die uitvoert.
Waarom komt dit verbod er?
Dat is een gevolg van de discussie over lobbyen en belangenbehartiging in Nederland en elders. Er is eerder een initiatiefnota gemaakt door twee Kamerleden van de PvdA, Astrid Oosenbrug en Lea Bouwmeester, genaamd 'Lobby in Daglicht'. Daarin is één van de voorstellen om een afkoelperiode voor bewindspersonen in te stellen. Het kabinet heeft dat onderdeel overgenomen. Het doel van het lobbyverbod is te voorkomen dat belangenverstrengelingen ontstaan. Nederland heeft nog bijna niets geregeld om de belangenbehartiging in goede banen te leiden en belangenverstrengeling te voorkomen. Er zijn ministeries waar interne richtlijnen bestaan, zoals het ministerie van Defensie en Financiën. Maar daarbuiten bestaan vrijwel geen regels of richtlijnen. Het lobbyverbod is dus een eerste stap in de richting van regulering van het 'belangenverkeer' tussen organisaties.
Vergeleken met Nederland is de kanalisering van belangenbehartiging in de Europese Unie sneller opgepakt. De discussie over openheid is daar verder ontwikkeld, omdat een breder scala aan waakhonden daar aandacht voor vraagt. Fundamenteel is dat in de EU de toegang tot beleidsmakers beter geregeld is dan in Nederland. Beleidsmakers plegen daar veel actiever consultatie met allerlei belangengroepen – bedrijven en maatschappelijke organisaties. In Nederland moeten we ook die kant op, want hier gebeurt consultatie nog steeds wat schoorvoetend en op een veel kleinere schaal. Bredere toegang tot beleidsmakers (politici en ambtenaren) is ook belangrijker dan alleen een lobbyistenregister of een draaideurverbod.
Overigens wordt het lobbyistenregister in de EU steeds meer verplicht. Zo moet het contact tussen eurocommissarissen en hun ambtelijke staf met belangenbehartigers geregistreerd worden. Het zogenaamde 'lobbyistenregister' in Nederland is nog steeds een lachertje, want daarin zijn alleen degenen met een toegangspas voor de Kamer opgenomen. Misschien staat 5 procent van de belangenbehartigers in Nederland op die lijst, maar het kan zelfs nog minder zijn.
Op welke manieren kan een oud-bewindspersoon zijn kennis misbruiken bij een bedrijf of organisatie?
Ex-bewindslieden hebben veel makkelijker toegang tot informatie, waardoor zij een oneerlijk speelveld kunnen creëren. Zij misbruiken niet zozeer kennis, maar hebben een voorsprong vergeleken met degenen die niet een vergelijkbare functie bekleedden. Het gaat dan om een voorsprong wat betreft ambtelijke en politieke contacten. Bovendien zijn ervaren ex-bewindslieden voor organisaties aantrekkelijk om aan te trekken als belangenbehartiger. De afkoelperiode van twee jaar verkleint het risico op oneerlijke concurrentie tussen belangenbehartigers.
Het verbod duurt slechts twee jaar. Hierna kunnen oud-bewindspersonen alsnog lobbyen voor belangen die overeenkomen met het departement waar zij vandaan komen. Ondermijnt dit niet de effectiviteit van de regeling?
Dat is inderdaad de vraag. Hoe lang heeft een ex-minister of -staatssecretaris nodig om uit zijn of haar politieke netwerk te stappen? Sommigen koelen na een half jaar af, maar anderen blijven veel langer in de sfeer van hun voorgaande positie hangen. De tweejarige duur is vrij kort, maar het is waarschijnlijk een compromis omdat langer niet acceptabel zou zijn voor de VVD. Of twee jaar lang genoeg is moet nog blijken. Het verbod is in ieder geval een opening naar meer discussie. Of het nieuwe kabinet daar straks verdere stappen in wil nemen moeten we nog gaan zien.
De maatregel kent een aantal uitzonderingen. Zo mag een secretaris-generaal van een ministerie het verbod tijdelijk intrekken en is de regeling niet van toepassing tijdens handelsmissies. Waarom gelden deze uitzonderingen?
Ook dit is waarschijnlijk weer onderdeel van het compromis en in dit geval is het al snel ook een ondermijning van het verbod. Uitzonderingen maken van het lobbyverbod een halve maatregel. Het is ongeloofwaardig een regel te maken die zegt dat een ex-bewindspersoon als lobbyist voor thee niet welkom is op zijn of haar vorige ministerie, maar intussen dan wel mee mag op handelsmissies. Een afkoelperiode zou moeten gelden op alle gebieden. Nu is het verbod halfslachtig en maken de uitzonderingen het onduidelijk voor iedereen. Dat is geen goed begin.
Waarom geldt het verbod niet voor Eerste en Tweede Kamerleden?
Nu mag een ex-Kamerlid na zijn aftreden als lobbyist op bezoek in de Kamer of de ministeries. Het was consistenter geweest als het verbod ook op hen betrekking zou hebben. Dat ook dit element ontbreekt is waarschijnlijk weer een concessie. Er is totaal geen overeenstemming tussen de PvdA en VVD over de omvang van het verbod. Hoe dat na de kabinetsformatie zal zijn tussen coalitiepartners, moeten we ook nog maar gaan zien.
Bij Eerste Kamerleden speelt nog dat zij een deeltijdfunctie bekleden, waardoor zij met een been in de praktijk staan. Zij lopen voortdurend heen en weer tussen hun deeltijdzetel in de Senaat en hun werk in de praktijk. Een verbod is voor hen dus eigenlijk niet goed toepasbaar.
Hoe gaat het kabinet het lobbyverbod afdwingen?
De praktijk zal laten zien hoe hard dit voorstel is. Dat hangt af van het volgende kabinet. Tot nu toe is de controle op belangenbehartigers een betrekkelijk informele zaak geweest. Personen en instanties worden gecorrigeerd door publiekelijke 'schade en schande' van misstanden die aan de kaak worden gesteld. Kijk bijvoorbeeld naar het geval van oud-minister Bernard Bot, die bij het Openbaar Ministerie lobbywerk deed voor een verdachte Libische zakenman, afkomstig uit de clan rond Moammar al-Qadhafi. De media berichtten uitgebreid over zijn door velen onethisch geziene werkzaamheden.
Opvallend is dat ex-bewindslieden in een nieuwe rol van belangenbehartiger meestal geen lid zijn van de Nederlandse Beroepsvereniging voor Public Affairs (BVPA). Het lidmaatschap van die vereniging zou meer een voorwaarde moeten worden om toegang te krijgen tot beleidsmakers
Voor het ministerie van Defensie gold een dergelijk verbod al. Heeft het daar zijn vruchten afgeworpen?
Bij Defensie heeft het verbod te maken met de gevoeligheid van de sector. Het heeft een aantal forse, openlijk uitgemeten schandalen aan de broek gehad. Denk aan de Lockheed-affaire van de jaren zeventig en de rol van voormalig staatssecretaris Jack de Vries. De kans op verdere reputatieschade speelt een rol bij de invoering van zo'n lobbyverbod op een ministerie.