Pijnlijk verlies voor Arib en voor de journalistiek

maandag 24 februari 2025, 13:00, Rob van Gestel

Op 5 februari j.l. maakte de rechtbank Den Haag in een glashelder vonnis duidelijk dat het onderzoek naar signalen van grensoverschrijdend gedrag van Khadija Arib als Voorzitter van de Tweede Kamer rechtmatig was en bovendien zorgvuldig is uitgevoerd met inachtneming van de belangen van Arib.[1]

Misschien nog wel pijnlijker dan voor oud-Kamervoorzitter Arib, moet het feitenrelaas in het vonnis zijn voor nogal wat journalisten die eerder vooral geïnteresseerd leken in het ‘framen’ van deze affaire als een politieke afrekening.[2]

Want wat in retrospectief bijvoorbeeld te denken van de beschuldiging door Arib dat haar opvolgster, Vera Bergkamp, haar een politieke dolkstoot zou hebben toegebracht?[3] Welk begin van bewijs heeft Arib daarvoor ooit geleverd? Hetzelfde geldt voor de beschuldiging van Arib dat Bergkamp een hand zou hebben gehad in een kritisch stuk over haar dat al eerder was verschenen op de site van RTL Nieuws.[4]

Wat was bovendien de journalistieke waarde van het optekenen uit de mond van mevrouw Arib dat de huidige Kamervoorzitter, Martin Bosma, spijt zou hebben van zijn steun in het Presidium aan het onderzoek naar de klachten over het gedrag van Arib?[5]

Bosma heeft deze spijtbetuiging nooit bevestigd dus of dat waar is kan niet worden vastgesteld. Zelfs als het waar mocht zijn, tekent het vooral een slappe houding van de huidige Kamervoorzitter. We mogen immers toch aannemen dat hij eerder met zijn volle verstand besloten heeft om als lid van het Presidium voor een onderzoek te stemmen op basis van de feiten die destijds voorlagen.

Bij het afscheid van Vera Bergkamp als Kamervoorzitter sprak Bosma bovendien nog publiekelijk uit dat zij: "zeer, zeer, zeer onterecht door de modder is gesleept". Daarbij ‘vergat’ hij alleen te vermelden dat die beschuldigen vooral uit zijn eigen fractie afkomstig waren en dat hij het als lid van Presidium nooit – althans niet publiekelijk – voor Bergkamp opgenomen heeft tegen aantijgingen vanuit nota bene zijn eigen fractie aan haar adres.

Veel van de berichtgeving in de ‘kwaliteitspers’ rond het onderzoek naar de klachten over het gedrag van Arib had, met andere woorden, een hoog roddelpraatgehalte. Dit geldt zeker ook voor de aanhoudende suggestie dat het onderzoek naar Arib louter of vooral het gevolg zou zijn van anonieme klachten.

Dat was al aantoonbaar onjuist gebleken en wordt in het rechtbankvonnis nog eens benadrukt:

  • a) 
    een van de ambtelijke directeuren had in een brief bij zijn vertrek kenbaar gemaakt een gesprek met Arib te hebben gevoerd over haar opstelling tegen het ambtelijke personeel;
  • b) 
    Ook de bedrijfsgeneeskundige en vertrouwenspersonen van de Tweede Kamer hadden in een brief aan de toenmalig Griffier klachten over ongewenst gedrag gemeld;
  • c) 
    De Griffier en toenmalige leden van het MT herkenden bovendien niet alleen de klachten die werden geuit, maar bleken ook zelf een onveilige werkomgeving te hebben ervaren door het gedrag van Arib. Zij gaven aan vruchteloze pogingen te hebben ondernomen om in onderling gesprek gedragsverandering te bewerkstelligen, mede omdat haar gedrag reden was geweest voor het vertrek van verschillende ambtenaren.

Dus: hoezo louter anonieme klachten?

Het onderstrepen van de slachtofferrol van Arib door veel journalisten ging echter nog verder door gelijk na het verschijnen van de samenvatting van het onderzoek door Hoffmann de suggestie te wekken dat er eigenlijk van weinig meer sprake zou zijn geweest dan het ‘met stemverheffing’ spreken.[6]

Dat doet geen recht aan wat er in die samenvatting staat, met inachtneming van het feit dat het volledige rapport niet openbaar is gemaakt en dat bij het openbaar maken van de samenvatting rekening zal zijn gehouden met de schadeclaims door de advocaten van Arib.

Wie de omfloerst geformuleerde samenvatting echter nauwgezet leest, moet vaststellen dat het bij het gedrag van Arib mede ging om:

  • 1) 
    het uitsluiten van ambtenaren van besprekingen waar zij bij hoorden te zijn;
  • 2) 
    het negeren van ambtenaren die kritiek hadden;
  • 3) 
    het zich (structureel) mengen in beslissingen die vanuit de ambtelijke - en dus niet politieke - organisatie genomen zouden moeten worden;
  • 4) 
    het doen van valse aantijgingen tegen ambtenaren;
  • 5) 
    het hanteren van als negatief ervaren verbale omgangsvormen jegens tien gesprekspartners, waarvan negen hebben verklaard daar emotionele schade van te hebben geleden.[7]

Hoezo is dit geen evident wangedrag van iemand die leiding moet geven aan de werkzaamheden van de Tweede Kamer?

Bij dit alles valt op dat Arib zich nooit liet aanspreken op haar gedrag en ook geen excuses aanbood aan functionarissen na incidenten. Deze houding past bij de karakterisering van de proceshouding van Arib door de rechtbank Den Haag. Zo merkt de rechtbank op dat, anders dan door Arib zonder enige vorm van bewijs is gesteld, niets erop wijst dat de opdracht tot het verrichten van een feitenonderzoek door of vanwege de staat naar de pers zou zijn gelekt.[8]

Verder stelt de rechtbank tegenover de bewering van Arib dat haar verplichtingen als vertegenwoordiger van de Tweede Kamer als werkgever misbruikt zouden (kunnen) worden om haar politiek monddood te maken, dat zij als eiseres: “geen feiten of omstandigheden [heeft] aangevoerd waaruit blijkt dat daarvan in deze zaak sprake is”.

Volgens de rechtbank zou instemming van het voltallige Presidium bestaande uit Kamerleden van acht verschillende partijen, het weinig aannemelijk maken dat het onderzoek zou zijn ingegeven door politieke motieven.

Over de stelling van Arib dat zij onvoldoende geïnformeerd zou zijn over het feitenonderzoek en dat haar onvoldoende (tijdig) inzage zou zijn geboden in de resultaten, merkt de rechtbank op dat zij bij herhaling is uitgenodigd om het voorgenomen onderzoek te bespreken en daarbij kennis te nemen van de opzet en planning van het onderzoek om haar zienswijze te geven op het onderzoek, om kennis te nemen van de verwijten die in de twee anonieme brieven aan haar adres werden gemaakt, en om te reageren op die verwijten en op de voorlopige onderzoeksresultaten.

Dat mocht zij doen, desgewenst in het bijzijn van een vertrouwens­persoon of advocaat maar daar heeft zij steeds vanaf gezien. Ook heeft Arib de mogelijkheid gekregen om alle relevante stukken – sommige, zoals gesprekverslagen, in de vorm van gebundelde samenvattingen – op locatie te mogen inzien, hetgeen met het oog op het gevaar van het lekken van stukken naar de media volgens de rechtbank een legitieme beperking was.

Waar het gaat om de staatsrechtelijke kant van de zaak is het verder opvallend dat er in de media zoveel ophef is gemaakt over de omstandigheid dat het feitenonderzoek hier een Kamerlid zou betreffen dat niet in een hiërarchische relatie tot de Tweede Kamer als werkgever staat, maar juist haar grondwettelijke taken in volledige onafhankelijkheid moet kunnen vervullen.

Daarover merkt de rechtbank onder andere op dat het feitenonderzoek niet gericht was op het openbare of politieke optreden van Arib, maar op haar gedragingen in de rol van Kamervoorzitter en voorzitter van het Presidium. Hierbij is van belang dat alleen haar gedrag binnen de ambtelijke organisatie zou worden onderzocht, niet haar gedrag in de Kamerdebatten en ook niet haar gedrag in het openbare leven of haar privéleven.

Het onderzoek zag verder alleen op de feitelijke juistheid van de klachtbrieven en had bovendien niet tot doel om het gedrag van eiseres te kwalificeren aan de hand van enig normenkader.

Kortgezegd geldt dat op de Tweede Kamer als werkgever een rechtsplicht rust op grond van artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek om onderzoek te doen naar klachten signalen van ambtenaren over een sociaal onveilige situatie.

Gelet op artikel 6.2 Reglement van Orde rust die taak primair op de Griffier, die aldus bureau Hoffmann een opdracht kon geven om onderzoek te verrichten. Gelet echter op het feit dat de Griffier zelf betrokken was bij de signalen vanuit de ambtelijke organisatie, raakte de kwestie ook aan de toezichthoudende taken van het Presidium en werkgeverstaken ten aanzien van de Griffier en directeuren, waardoor het Presidium bevoegd was om als mede-opdrachtgever op te treden.

Bij de uitvoering van het onderzoek, zoals de Staat zich dat had voorgenomen, zouden bovendien verder geen dwangmiddelen worden ingezet en was deelname vrijwillig, ook voor Arib. Daarom was er, volgens de rechtbank, naast de algemene privaatrechtelijke verplichting voor de Tweede Kamer als werkgever geen nadere publiekrechtelijke grondslag nodig om Hoffmann opdracht te kunnen geven tot het doen van het onderzoek.

Arib kan zich dus niet verschuilen achter haar onafhankelijke rol als Kamerlid, aangezien het feitenonderzoek louter betrekking had op haar rol als oud-Kamervoorzitter en oud-voorzitter van het Presidium waarin zij de Tweede Kamer als werkgever vertegenwoordigde.

Iedere andere uitkomst zou immers betekenen dat ambtenaren volstrekt rechteloos zouden zijn in geval zij klachten zouden hebben over de persoonlijke bejegening door een Kamervoorzitter – die altijd tevens Kamerlid zal zijn –, die voor sociale onveiligheid zorgt.

Tot slot geldt wat mij betreft dat het goede nieuws is dat Arib heeft aangekondigd in hoger beroep te zullen gaan. Dit kan er namelijk toe leiden dat er nog meer duidelijkheid komt over de feiten.

Interessant – en bij mijn weten nog niet onderzocht – is bijvoorbeeld een gesprek dat Arib kennelijk op 26 september 2022 in de namiddag – twee dagen voor het verschijnen van het NRC-artikel over een op handen zijnde onderzoek naar mogelijk grensoverschrijdend gedrag[9] – had met twee toenmalige MT-leden over zaken die haar persoon zouden aangaan en waarbij deze ontmoeting door de betreffende MT-leden als intimiderend zou zijn ervaren.[10]

Waar ging dit gesprek precies over? En wist Arib daadwerkelijk helemaal niets van het feit dat er klachten over haar waren geuit die mogelijk zouden leiden tot een onderzoek? Was het wel zuiver toeval dat zij aanvankelijk niet bereikbaar was toen leden van het Presidium aangaven met haar te willen spreken over de opdracht tot het laten uitvoeren van een feitenonderzoek?

Misschien dat daar nog meer duidelijkheid over komt. Hopelijk is tegen de tijd van het onderzoek in hoger beroep tevens helder welke ‘ingewijde(n)’ er nu precies gelekt hebben naar de NRC-journalisten die op 28 september 2022 onthulden dat er een onderzoek naar de klachten over Arib op handen was.

Zelfs als dat ambtenaren in dienst van de Kamer waren,[11] zou het een aantal journalisten sieren om eens kritisch terug te blikken op hun eigen berichtgeving, omdat ze nooit veel aandacht hebben geschonken aan de vraag wie er belang zouden kunnen hebben bij dat lekken. Het was immers ook destijds al wel duidelijk dat Bergkamp in elk geval geen persoonlijk belang had bij dat voortijdig lekken over het onderzoek naar de pers.

Het begint er intussen steeds meer op te lijken dat door nogal wat journalisten te snel en gemakkelijk de dader- en slachtofferrollen verwisseld zijn, omdat een politieke afrekening tussen de toenmalige Kamervoorzitter en haar voorgangster een spannender verhaal opleverde dan berichten over wat er nu precies feitelijk aan de hand was. Het gezegde ‘eerlijkheid duurt het langst’ zou echter ook in de journalistiek niet ingeruild moeten worden voor ‘eerlijk duurt te lang’…

 

[1] Rechtbank Den Haag 5 februari 2025; ECLI:NL:RBDHA:2025:1113 en Rechtbank Den Haag 5 februari 2025; ECLI:NL:RBDHA:2025:1138.

[2] Zie eerder reeds: R.A.J. van Gestel, De olifant in de (Tweede) Kamer: De zaak Arib en ambtelijke klachten over wangedrag. Bestuurskunde 2023, Vol. 32(1), p. 28-42.

[3] Zie o.a.: https://nos.nl/artikel/2452125-vertrek-ambtelijke-top-nieuw-hoofdstuk-in-affaire-arib-hoe-nu-verder.

[4] Zie: https://www.ad.nl/politiek/oud-kamervoorzitter-arib-woest-na-klachten-over-schrikbewind-vera-bergkamp-steekt-dolk-in-mijn-rug~af894593/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F.

[5] Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2024/10/18/griffier-oud-kamervoorzitter-arib-vindt-dat-iedereen-tegen-haar-is-a4869901.

[6] Zie o.a.: https://www.volkskrant.nl/politiek/arib-sprak-met-stemverheffing-maar-was-het-grensoverschrijdend~b1e22e3c/. Aan het feit dat de klagers “adequate nazorg” krijgen aangeboden voegt De Volkskrant smalend toe: ‘Over nazorg aan Arib, die na 25 jaar boos de Kamer verliet vanwege geruchten over grensoverschrijdend gedrag, staat niets vermeld.’ Hoezo objectieve berichtgeving?

[7] De samenvatting is hier te vinden: https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2023Z18830&did=2023D45259.

[8] Rechtbank Den Haag 5 februari 2025; ECLI:NL:RBDHA:2025:1113, r.o. 8.18.1

[9] Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2022/09/28/onderzoek-naar-mogelijk-grensoverschrijdend-gedrag-oud-kamervoorzitter-arib-a4143533.

[10] Deze gebeurtenis wordt aangestipt in bijlage 1 bij de brief van 3 oktober 2022 van het Presidium aan de Tweede Kamer over het instellen van een extern onderzoek naar aanleiding van twee anonieme brieven. Zie voor die brief van het Presidium: https://www.tweedekamer.nl/sites/default/files/2022-11/20221003%20Brief%20van%20het%20Presidium%20over%20het%20instellen%20van%20een%20extern%20onderzoek%20naar%20aanleiding%20van%20twee%20anonieme%20brieven.pdf. En voor bijlage 1: : https://www.tweedekamer.nl/sites/default/files/2022-10/20221003%20Brief%20aan%20Kamer%20inz.%20feitenonderzoek%20n.a.v.%20anonieme%20brieven_Bijlage%201%20-%20besluitvormingsproces.pdf.

[11] Zie over dat lekken ook: https://www.volkskrant.nl/politiek/topambtenaren-bespraken-lekstrategie-over-arib-er-is-gesproken-over-het-winnen-van-de-communicatieslag~b52118aa/.