Schiphol en vlieglawaai

maandag 25 maart 2024, 12:00, Prof.Mr. Aalt Willem Heringa

En weer greep de civiele rechter in; nu in een zaak van omwonenden (dat wil zeggen de Stichting Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder) tegen de Staat inzake een overmaat van vlieglawaai rond Schiphol: Rechtbank Den Haag 20 maart 2024, ECLI:NL:RBDH:2024:3734. De meer dan uitgebreide en grondig gemotiveerde uitspraak leidde tot de uitkomst dat de rechtbank voor recht verklaart dat de Staat onrechtmatig handelt door:

  • a. 
    niet de juiste door artikel 8 (recht op persoonlijke levenssfeer) EVRM vereiste belangenafweging te maken tussen de belangen van hen die gebaat zijn bij het luchtverkeer van en naar Schiphol, en de belangen van hen die daarvan ernstige hinder en slaapverstoring ondervinden, en door
  • b. 
    burgers geen praktische en effectieve rechtsbescherming te bieden tegen ernstige hinder en slaapverstoring,

en

beveelt de Staat om binnen twaalf (12) kalendermaanden na betekening van dit vonnis:

  • a. 
    de geldende wet- en regelgeving te handhaven,
  • b. 
    een vorm van praktische en effectieve rechtsbescherming in het leven te roepen die toegankelijk is voor alle ernstig gehinderden en slaapverstoorden – dus ook voor hen die buiten de huidige vastgestelde geluidscontouren wonen – waarin bovendien de belangen van het individu voldoende geïndividualiseerd en gemotiveerd worden meegewogen.

Een voor velen opzienbarende of mogelijk zelfs onverwachte uitkomst en uitspraak, maar toch zeker niet een die uit de lucht komt vallen (excuus voor de slechte beeldspraak) of niet past in eerdere rechtspraak over art. 8 EVRM en dat wat van de overheid in dat verband juridisch kan en moet worden verwacht.

Dat vliegtuiglawaai een factor is in de context van art.8 EVRM is al oude rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM): zo EHRM 8 juli 2003, Hatton t. Het Verenigd Koninkrijk, met betrekking tot het vliegveld Heathrow. Weliswaar werd toen daarin geen schending aangenomen, maar helder was wel dat een staat belangen van omwonenden, vooral als de hinder ernstig is, expliciet moet afwegen en dat beperkingen ten aanzien van door geluidhinder veroorzaakte ernstige schade voor het persoonlijk leven een wettelijke grondslag dienen te hebben (en dienaangaande dus ook gehandhaafd moeten worden) als ook dat ernstige hinder moet kunnen worden geadresseerd door effectieve rechtsbescherming, zowel als onderdeel van art. 8 zelf als ingegeven door de zelfstandige norm van art. 6 EVRM.

De noodzaak van een kenbare en expliciete belangenafweging, vooral als overheidsingrijpen (of niet-ingrijpen) fundamentele rechten betreft/schaadt, is ook bestuursrechtelijk niet een nieuw fenomeen, maar komt vaak tot uitdrukking langs de nomen van het EVRM.

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State deed dat al eerder bij voorbeeld met betrekking tot de gaswinning in Groningen door destijds de minister te kapittelen dat bij besluiten over het aantal kubieke meters te winnen gas ten onrechte de mensenrechtelijke belangen van de bewoners niet waren gewogen, waarbij het daar ging om het recht op leven, lichamelijke integriteit en recht op een woning.

De vraag is dan natuurlijk waar moet zo’n afweging toe leiden? Met andere woorden: hoeveel schade aan de individuele gezondheid is de economische waarde van Schiphol ons waard? Maar dát de Staat daar iets van moet vinden en expliciet moet opschrijven in besluiten om niets of iets te doen is helder. En ook hoort daarbij dat er effectieve wegen van rechtsbescherming open staan wanneer er al dan niet besluiten worden genomen; en ook dat regels die er zijn gehandhaafd moeten worden.

Daarvoor hebben we regels: als regel verdienen die handhaving, tenzij handhaving onevenredig zou zijn aan de belangen van betrokkenen: maar dat vereist heldere besluitvorming met motivering en afweging van belangen en rechtsgangen.

Voor studenten staatsrecht is deze uitspraak een strak voorbeeld van het belang dat ook de Staat aan de eigen regels wordt gehouden (een basisnorm van de rechtsstaat tenslotte), zorgvuldig moet omgaan met gemaakte regels, gemotiveerd zwaarwegende belangen van burgers moet wegen en in aanmerking moet nemen, en moet zorgen voor effectieve rechtsbescherming.

Deze uitspraak is wederom een bewijs dat ‘de politiek’ het moeilijk heeft met grote dossiers en er niet op een andere manier uitkomt dan uitstel, niet handhaven van regels, of het niet in aanmerking nemen van fundamentele burgerbelangen. In de Urgenda-zaak ging het om CO2 uitstoot (ook via de normen van het EVRM); in de gaswinningsrechtspraak via het motiveringsbeginsel; in de stikstof-rechtspraak via het EU-recht.

De teneur is dezelfde. Volgende dossiers en zaken kun je gaan uittekenen: Tata, PFAS/Chemours, (gebrek aan) water) kwaliteit in algemene zin, het gebruik van pesticiden (zo bij voorbeeld voor bewoners naast lelievelden), en natuurbescherming in het algemeen. Via het EVRM zijn de sterkste zaken die zaken waarbij de rechten van omwonenden (art. 8) in het geding zijn.

Het adagium: de vervuiler betaalt is, ondanks alle mooie woorden en regels, in Nederland geworden: de omwonende baalt en betaalt de gezondheidsprijs en de vervuiler krijgt betaald (subsidie en tegemoetkomingen).

Deze bijdrage stond in