N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Achterkant van een sigarendoos
‘Aan het einde van de dage pakten ze hun sigarendoos. Op de achterkant schreven ze op waarover ze het eens waren. Dat ze goed wilden zijn voor de armen en zo…’. De legendarische ‘rijksvoorlichter’ Gijs van der Wiel - hij maakt na de oorlog van binnenuit tal van kabinetsformaties mee - kon smakelijk vertellen over vroeger. Hoe kabinetten werden gemaakt, hoe informateurs opereerden, hoe regeerakkoorden tot stand kamen
Een van die verhalen was dat je niet moest verkijken op regeerakkoorden. Die waren echt niet zo belangrijk. Binnen de kortste keren waren die afspraken achterhaald of sleets. Wat echt belangrijk was kon wel op de achterkant van een sigarendoos.
Misschien werkte het zo in de tijd van Drees, Romme en Zijlstra. Maar vanaf de jaren ’70 werden regeerakkoorden steeds dikker. In 1982, in de aanloop naar Lubbers I, gingen tijdens de kabinetsformatie zelfs complete werkgroepen aan de slag. Het laat zich raden wat het voor het regeerakkoord betekende.
Aan die dikte laat zich zoiets als het politieke klimaat aan het Binnenhof aflezen. Hoe groter de politieke verschillen, hoe meer er geregeld moest worden. Het was net zo goed te gebruiken om een favoriet punt te scoren als om je iets van het lijf te houden. Het regeerakkoord werd steeds meer een verzekeringspolis, een poging zich in te dekken tegen politieke schade en ander ongerief. Niet toevallig had premier Lubbers het over ‘gestold wantrouwen’.
Op het eerste gezicht lijkt de kabinetsformatie van 2017 die lijn door te trekken. Onder Rutte III ligt een dik, omvangrijk, tot in de puntjes uitgewerkt regeerakkoord - het ‘weggemasseerde wantrouwen’ tussen vier wel zeer uiteenlopende partijen [VVD, CDA, D66 en ChristenUnie] die door de kiezers tot samenwerken ware veroordeeld. Er was tussen die vier veel te regelen.
Maar op het tweede gezicht blijkt het helemaal niet zo’n dichtgeregeld regeerakkoord. Misschien wel meer dan enige voorganger schuift het van alles en nog wat door. Het krioelt van afspraken om afspraken te maken. Er moet een ‘energieakkoord’ komen, zelfs een ‘grondstoffenakkoord’. Van de nieuwe minister van binnenlandse zaken wordt een ‘bestuursakkoord’ verwacht. Ook gaat gewerkt worden aan de ‘hoofdlijnenakkoord’ in de zorg, aangevuld met een ‘preventieakkoord’ en ‘een sportakkoord’. En al die akkoorden staan nog los van de vele ‘gesprekken’ die de nieuwe ministers zullen moeten gaan voeren met de ander helft van Nederland. Op de keper beschouwd is het regeerakkoord niet veel meer dan de aankondiging dat er contact zal worden opgenomen met jan-en-alleman om nadere afspraken te maken.
Natuurlijk, het past perfect in de Nederland consensuscultuur: via schikken en plooien regelen we al jarenlang van alles. En dat een kabinet-met-een-wel-heel-smalle-meerderheid z’n toevlucht neemt tot zo’n type bestuursstijl, is meer dan begrijpelijk.
Met een beetje goede wil had dat ook op de achterkant van een sigarendoos kunnen staan.
Jan Schinkelshoek, oud-lid van de Tweede Kamer
Den Haag, oktober 2017