De nadelen van het huidige kiessysteem

donderdag 17 april 2025, 9:00, column van Kris Deschouwer

Dit is een bijdrage in Policy paper 14 van het Montesquieu Instituut. Lees het gehele paper hier

Aan het huidige Nederlandse kiesstelsel zijn heel wat nadelen verbonden. Dat geldt een beetje voor elk kiessysteem en voor alle varianten ervan, maar het Nederlandse stelsel is toch wel bijzonder.

Het huidige kiessysteem is evenredig. Dat is op zich niets bijzonders. Vele landen hebben een dergelijk proportioneel systeem. Het werd voor het eerst gebruikt in België in 1900 en Nederland opteerde ervoor in 1917. Het partijlandschap en ook de Tweede Kamer was op dat ogenblik al heel divers en dat is met een dergelijk kiessysteem ook zo gebleven. Vandaag zijn er vijftien partijen vertegenwoordigd. Dat levert ongetwijfeld een mooi portret op van de diversiteit aan politieke overtuigingen die bij de bevolking leven – en dat is ook de bedoeling van een evenredig stelsel – maar het komt tegelijk met alle nadelen ervan.

Zo is het niet altijd duidelijk wie de verkiezingen wint of verliest, of wat er precies bedoeld wordt met winst of verlies. De winnaar kan de grootste zijn, maar winst is ook de term die gebruikt wordt wanneer een partij erop vooruitgaat, beter scoort dan bij de vorige verkiezingen. Maar wie er ook wint of wie er ook claimt de winnaar of een van de winnaars te zijn, dat betekent verder weinig of niets. In tegenstelling tot bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk, waar een meerderheidsstelsel gebruikt wordt en waar de winnaar van de verkiezingen de volgende dag benoemd wordt tot premier, begint bij een evenredig stelsel een heel proces van complexe, langdurige en moeizame kabinetsformatie. En in het kabinet dat op het einde van de rit gevormd wordt, zitten zowel ‘winnaars’ als ‘verliezers’ van de verkiezingen. Partijen die tijdens de campagne lelijke dingen over elkaar de wereld instuurden, gaan nu zomaar samen besturen. Dat is voor de kiezers frustrerend. Hun stem draagt op die manier niet erg ver.

Dit systeem is frustrerend voor de kiezers, maar ook voor de politieke partijen en voor hun parlementsleden. Zij gaan naar de kiezers met een duidelijk programma, laten dat verwateren in een regeerakkoord en moeten dat vervolgens met het nodige vuur verdedigen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat het vaak rommelt binnen de partijen en binnen de fracties, tijdens de formatie en tijdens de hele levensduur van een kabinet. Ook de volgende campagne is dan weer lastig, want partijen gaan dan opnieuw beloftes maken die gebaseerd zijn op hun eigen onversneden programma, terwijl ze dat de voorbije jaren noodgedwongen moesten laten verwateren ten behoeve van het overleven van het kabinet. De kiezers kunnen ook onmogelijk het kabinet als geheel beoordelen, want de partijen die bestuurd hebben gaan opnieuw in gespreide slagorde op campagne.

Dit zijn allemaal nadelen van alle evenredige kiessystemen. Maar Nederland is binnen die familie van evenredige kiessystemen wel een bijzonder geval. Het Nederlands kiessysteem is niet zomaar evenredig, het is extreem evenredig. Dat is het evidente gevolg van de proportionele verdeling van alle 150 zetels in de Tweede Kamer op basis van de uitslag in het hele land, en van de extreem evenredige formule die gebruikt wordt om de zetels toe te wijzen. Zo volstaat 0.67% van de uitgebrachte stemmen voor een zetel in de Tweede Kamer. Dat is extreem en uitzonderlijk laag. Met een drempel van amper vijf procent - zoals bijvoorbeeld in het ook zeer proportionele Duitsland – zouden in 2023 zo maar eventjes tien van de vijftien partijen die vandaag in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn, geen zetels gehaald hebben. Dat is niet fijn voor die partijen (en voor hun kiezers), maar wel fijn voor de overzichtelijkheid en de bestuurbaarheid.

En dan is er nog die ene stem waarmee de kiezers het moeten doen. Ze krijgen zo’n 25 à 30 partijen met hun vele kandidaten voorgeschoteld, en dan moeten ze met één stem aangeven hoe en door wie ze graag vertegenwoordigd willen worden. Waarom niet de kans krijgen om pakweg op alle vrouwelijke kandidaten te stemmen, of op alle jongeren, of op alle allochtonen? Omdat de lijsten in het hele land dezelfde zijn, en de lijsttrekkers dus overal dezelfde zijn, krijgen de meeste kandidaten op de lijsten bovendien erg weinig aandacht. Als gevolg daarvan geven veel kiezers hun ene stem dan maar gewoon aan de lijsttrekker. En omdat dan ook nog de lijstvolgorde bepaalt wie er verkozen wordt, komen veel kandidaten gewoon mee in het parlement in het kielzog van de lijsttrekkers, op hun slippen en dus ook als hun slippendragers. Zij zijn voor het overgrote deel niet op eigen kracht verkozen, en hebben op die manier ook geen duidelijke band met hun kiezers. Meer zelfs: ze hebben zelf niet echt eigen kiezers. Maar het zijn wel volksvertegenwoordigers.

Als je al die dingen op een rijtje zet, ontstaat het beeld van een kiessysteem dat heel veel mankementen vertoont, en dat dus rijp is voor hervorming.