N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Geen woorden maar daden: Het Europese klimaatbeleid 2019-2014
Daden spreken luider dan woorden. Op basis van deze vooronderstelling zou het uittredend Europees Parlement de groenste in haar geschiedenis moeten zijn.
Immers, aan daden geen tekort: ze hebben de Europese Klimaatwet goedgekeurd, met daarin de bepaling dat de EU uiterlijk vanaf 2050 nul netto-uitstoot heeft van broeikasgassen; ze hebben vastgesteld dat er vanaf 2035 geen nieuwe CO2 uitstotende auto’s mogen worden verkocht; ze hebben het EU emissiehandel systeem sterk uitgebreid, zodat het circa 75% van alle emissies in de EU zal omvatten; ze hebben het Carbon-Border Adjustment Mechanism goedgekeurd, wat de EU in staat stelt om de CO2 uitstoot van importgoederen te belasten, en meer.
Als we echter niet kijken naar de daden, maar naar de woorden of ideologie van het uittredend Europees parlement, dan is dat minder groen dan je zou verwachten. Hoewel de partijfamilie de Groenen in 2019 een verkiezingsoverwinning boekte en groeide van 52 naar 72 zetels, groeide het blok van partijen dat een vooruitstrevend klimaatbeleid voorstaat niet. Integendeel, een analyse van het Climate Action Network (CAN) laat zien dat het gezamenlijk stemaandeel van deze partijen – de Greens/EFA, the Left en S&D - zelfs iets terugliep, van circa 40% van de zetels in het EP 2014-2019 naar 35% in het EP 2019-2024.
Tegelijkertijd nam het zetelpercentage voor partijen die behoudend stemden met betrekking tot klimaatbeleid, in deze CAN rapporten beschreven met de weinig flatteuze termen van ‘dinosaurussen’ en ‘prehistorische denkers’, iets toe.
Ook bij het aantreden van het Europees Parlement in 2019 werd deze daadkracht niet voorzien. Zo schreef dagblad Trouw net na de verkiezingen in 2019 over het Europees Parlement dat het: “… nog moeilijk in te schatten [is] welke politieke koers dat gaat varen, en of die koers heel anders zal zijn dan de voorbije jaren.“ En ook achteraf laat die koers zich niet in een woord samenvatten, zoals links, rechts, conservatief of groen. Daarvoor zijn de prestaties van het uittredend Europees Parlement te uiteenlopend.
De groene daadkracht van het uittredend Europees Parlement komt dan ook niet zozeer voort uit een ideologische keuze, als wel uit noodzaak. Het mainstream worden van klimaatbeleid, zoals we dat ook zien onder politieke partijen in Nederland, komt voort uit een breder bewustzijn over problemen als klimaatverandering en onze afhankelijkheid van (onbetrouwbare) landen voor onze energiebehoeften. Bovendien groeide de vrees in de EU om te gaan achterlopen in klimaat neutrale innovaties, zoals elektrische auto’s.
Het erkennen van dergelijke urgente problemen kan een aanleiding zijn voor daadkrachtig optreden ongeacht de ideologische samenstelling van het Europees Parlement. Desondanks, wist ook dit niet alle ideologische verschillen uit maar verplaatst het die verschillen naar andere terreinen. Zo hebben sommige partijen deze problemen hoger op de agenda staan dan andere. Ook zijn er verschillen tussen de oplossingen die partijen voorstaan, zoals de mate waarin ze vertrouwen op oplossingen die een beroep doen op marktwerking.
Dus hoewel het uittredend Europees Parlement het meest ambitieuze klimaatbeleid in haar geschiedenis heeft goedgekeurd, is het waarschijnlijk niet het groenste parlement. Ook in Europa spreken daden luider dan woorden. Maar noodzaak schreeuwt boven beide uit.
Harm Rienks is postdoctoraal onderzoeker van Wageningen University & Research