N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Rutte en de lobbyisten
Een nieuwe bestuurscultuur. Dat is wat het kabinet-Rutte IV de kiezer afgelopen januari beloofde bij het aantreden van het nieuwe kabinet. Echt concreet zijn de plannen nooit geworden. Wat vage beloftes over het ‘versterken van de controlerende en wetgevende rol van de Kamer’ en het vinden van een ‘nieuw evenwicht’ tussen kabinet en parlement werden ons voor gehouden, maar tot echte plannen heeft dit nooit geleid.
Een van de grote gemiste kansen is de ontwikkeling van een lobbyregister. Op dit moment zijn er amper regels voor de omgang met lobbyisten. Er is een officieel register bij de Tweede Kamer, maar dat kan makkelijk omzeild worden en geldt niet voor alle politici. Verder worden er wel agenda’s bijgehouden van ministers en staatssecretarissen, maar het is eenvoudig een afspraak te ‘vergeten’ en niet te noteren. Bij Wob-verzoeken zullen deze dus niet boven tafel komen.
Wat heeft het kabinet gedaan?
Het ontwikkelen van een goed lobbyprotocol zou een sterk signaal van het kabinet zijn dat ze de nieuwe bestuurscultuur serieus nemen. Vers in het geheugen ligt nog het voorstel tot het afschaffen van de dividendbelasting. Dit voorstel kwam uit de koker van Unilever en ging via de Nokia van Rutte zo het regeerakkoord in. Typisch zo een kwestie die niet bij de nieuwe bestuurscultuur past, maar waar geen concrete stappen zijn gezet om dit op te lossen.
Het is dus niet verrassend dat er weinig veranderd lijkt te zijn in de omgang met lobbyisten sinds het aantreden van Rutte IV. Ondanks dat systematische data ontbreekt, hoor ik weinig geluiden uit het veld dat het lobbyen is veranderd. Er is nog steeds een kleine groep lobbyisten met iets te veel macht en een grote groep lobbyisten met iets te weinig macht. Maar wie precies tot de eerste groep en wie tot de laatste groep behoren blijft een groot mysterie omdat dit niet wordt bijgehouden.
Precies om deze reden stelde Pieter Omtzigt en Laurens Dassen afgelopen maand voor om werk te maken van een lobbyregister en meer inzichtelijk te maken met welke lobbyisten er wordt gepraat door beleidsmakers. Ik steun deze oproep, maar heb wel enkele aanvullende voorwaarden. Een lobbyregister kan werken, maar kan ook negatieve neveneffecten hebben die het hele idee de das om kunnen doen.
Actieve en luie registers
Om te begrijpen wat ik bedoel is het belangrijk om in het oog te houden waar een register voor dient. Het uiteindelijke doel van een register is om het vertrouwen van de burger te vergroten en zo dichterbij de burger te staan. Transparantie over besluitvorming is hierbij het middel zodat burgers zien waar besluiten vandaan komen en kunnen beoordelen of beleid overeenkomt met de wensen van burgers.
Hoewel dit principe goed is, laten wetenschappelijke studies zien dat het effect van transparantie op vertrouwen vrijwel geheel afhangt van de precieze uitvoering. Kort gezegd zijn er twee opties. Voor het gemak noem ik ze de ‘luie’ en de ‘actieve’ optie. De luie optie houdt in dat er een register wordt ingevoerd en niet meer. We kunnen dan precies zien met wie lobbyisten praten en over welk onderwerp. Als dit de enige stap is, dan gaat het niet bijdragen aan politiek vertrouwen. Sterker nog, het tegenovergestelde zal waarschijnlijker zijn. De reden is dat de gemiddelde burger niet de moeite zal nemen om de registers zelf te lezen, maar bediend wordt via een medium. Dit kan de krant zijn, een NGO, een blog, of iets anders. Het probleem is dat het medium en haar lezer (meestal) niet neutraal en genuanceerd zijn. Er wordt door het medium gezocht naar een afwijkend of spannend verhaal. Iets wat buiten het gewone valt. De lezer op zijn beurt beoordeelt informatie vooral ter bevestiging van al bestaande meningen. Deze combinatie maakt een register een voedingsboom voor wantrouwen.
Bedenk de volgende situatie. Het kabinet moet een besluit nemen over klimaatmaatregelen en opgeteld praten ze twee keer zoveel met het bedrijfsleven als met NGOs en vakbonden. Betekent dit dat ze dan meer hebben geluisterd naar het bedrijfsleven of niet? Een linkse krant (en haar lezers) zal zeggen van wel, een rechtse krant (en haar lezers) van niet. De reden is dat er geen context is. Geen uitleg over de aantallen lobbyisten op gemiddelde onderwerpen. Geen uitleg dat toegang geen invloed is. Iedereen kan de feiten uitleggen zoals hij wil en zal makkelijk ‘bewijs’ vinden voor zijn of haar bedenkingen via de registers. Meer transparantie zal op deze manier dus geen enkele bijdrage leveren aan het opschroeven van politiek vertrouwen.
Belang van verantwoording
Dit brengt ons bij de tweede mogelijkheid: de actieve optie. Dit betekent dat transparantie altijd samen gaat met verantwoording, oftewel het uitleggen hoe besluiten zijn genomen. Wat zijn de argumenten die het bedrijfsleven, NGOs, of vakbonden hebben aangedragen, wat zijn de belangen van burgers, en hoe is er door de politiek een afweging gemaakt? Deze stap is veel belangrijker. Niemand heeft er een probleem mee dat rechtse politici meer met bedrijven praten, dat progressieve partijen meer open staan voor NGOs, en linkse partijen nauwe banden onderhouden met vakbonden. Het probleem is dat politici niet open zijn over hoe die belangen hebben meegewogen in het besluit.
Het is precies hierom dat transparantie enkel werkt als dit gecombineerd wordt met verantwoording. Dit kan via een uitgebreide motiveringsbrief die bewindslieden dwingt na te denken over de belangenafweging en die vervolgens verdedigd wordt in de Kamer. Op deze manier kan transparantie leiden tot meer politiek vertrouwen onder burgers. Doen ze dit niet, dan vrees ik het ergste voor de geloofwaardigheid van Rutte IV.
Marcel Hanegraaff is Associate Professor Political Science aan de Universiteit van Amsterdam.