Op zoek naar politiek en maatschappelijk draagvlak

donderdag 16 december 2021, 11:00, analyse van Prof.Dr. Bert van den Braak

Het nieuwe kabinet gaat door debat en via het overbruggen van tegenstellingen op zoek naar politiek en maatschappelijk draagvlak. Dat lijkt de ‘nieuwe’ bestuurscultuur van Rutte IV te worden. Of dat zo heel nieuw is, is de vraag. Deels kan het nieuwe kabinet ook niet anders, omdat het immers niet kan rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer. Die houding was er echter ook al onder Rutte II en Rutte III, die een deel van hun regeerperiode evenmin over een meerderheid in de Eerste Kamer beschikten.

Dat nu gesproken wordt van samenwerking met ‘constructieve’ partijen in de Tweede Kamer lijkt wel een wat duidelijker uitgestoken hand naar meer partijen dan voorheen. Opvallend is dat nadrukkelijk afstand wordt genomen van respectloos debatteren en ‘retoriek die is gericht op beschadigen van personen’. Die kunnen met name Baudet c.s. en Wilders c.s. in hun zak steken.

De algemene doelstelling: het richten op concrete verbeteringen in het leven van mensen lijkt te suggereren dat dit in het verleden niet of minder het geval was. Dat is meer een kwestie van toon dan van concrete maatregelen. Je kunt stellen dat dit niet anders was dan bijvoorbeeld onder Kok I (werk, werk, werk) of Rutte II (het herstellen van de begroting), al verwoordden die dat anders. Door het accent op de burger te leggen, wordt aangesloten bij de kritiek van de afgelopen tijd dat de overheid niet meer in alle opzichten wordt vertrouwd.

Wat in het coalitieakkoord staat is soms vrij uitvoerig, zoals het stikstofbeleid, de klimaataanpak en migratieproblematiek. Daarover bestaan wel degelijk hechte afspraken, zodat het de vraag is hoe ‘duaal’ die plannen zijn. Anderzijds is ook dat niet anders dan in het verleden. Bij ieder wetsvoorstel heeft de (gehele) Tweede Kamer altijd mogelijkheden om invloed uit te oefenen via het recht van amendement.

Een verschil is wel dat in het verleden vooral de financiële afspraken strikt waren. Dat gold met name voor de kabinetten-Lubbers, voor Paars en voor Rutte I en II. Afwijken van dat soort afspraken is veel lastiger dan bij wetgeving. Als er redelijke consensus is over de hoofdlijnen dan is er altijd ruimte voor nadere ‘invulling’.

Enige relativering bij ‘nieuwe’ bestuurscultuur is dus op zijn plaats. Vraag is vooral hoe het in de praktijk zal uitpakken. Vraag is bijvoorbeeld of het coalitieoverleg, zoals dat onder Rutte III op maandag plaatsvond, volledig zal worden afgeschaft. Verder is het de vraag of alle onderwerpen die niet in het akkoord zijn, vrije kwesties zijn geworden. Voor het vraagstuk van ‘voltooid leven’ is dat wel het geval, maar dat is dan weer nadrukkelijk vastgelegd.

Vraag is ook op welke wijze de ‘coalities’ in het parlement met niet-regeringspartijen tot stand gaan komen. Wordt dat soms PvdA/GroenLinks en dan weer ‘JA21 en SGP’? En hoe gaan fracties daarmee om? Accepteren PvdA en GroenLinks dat Rutte IV ook wel eens steunt zoekt bij ‘rechts’, en omgekeerd.

De positie van de Eerste Kamer lijkt daardoor nog crucialer te worden dan in de afgelopen tien jaar. Daar kan het nieuwe kabinet ‘gebroken’ worden.

 

Prof. dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.