Veranderende rechtsstaat, andere bestuurders?!

maandag 30 augustus 2021, 13:00, Dr. Eric Janse de Jonge en dr. Carien Verhoeff

Het rapport van de Staatscommissie-Remkes bevat een boeiend betoog over de waarden van de rechtsstaat in relatie tot onze democratie. De rechtsstaat dient op te komen voor de rechten van burgers tegen een almachtige overheid. In de Grondwet staat in hoofdstuk 1 een aantal belangrijke grondrechten. De vraag is hoe bestuurders moeten omgaan met de uitoefening van deze grondrechten. Deze bijdrage legt het accent op welk soort bestuurders wij nodig hebben in deze tijd.

Wij zien in de recente parlementaire enquêtes en ondervragingscommissies een beeld van een ‘systeem’ dat niet werkt en zelfs van rechters die het té lang opnemen voor de belangen van de staat en niet voor de burger die beschadigd raakt door wanbeleid van de overheid. Dat is zonder meer een gevaarlijke ontwikkeling. Er lijkt sprake van enige zelfreflectie. In elk geval was dat duidelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hand in eigen boezem, leren van fouten en meer focus op de burger die in het nauw is gekomen. Wij zien een dergelijke reactie helaas nog niet bij de bestuurders. Het zelflerend vermogen lijkt maar al te vaak te ontbreken.

Wat zijn de eisen die moeten worden gesteld aan bestuurders in een veranderende rechtsstaat? Voorop staat dat bestuurders ons als burgers vóórgaan in houding en gedrag. Zij hebben een voorbeeldfunctie. Dat stelt hoge eisen aan integriteit, professionaliteit en betrouwbaarheid. Is dat er niet, dan wordt het vertrouwen in de rechtsstaat ernstig aangetast en dreigt ieder zijn eigen weg te gaan. Resultaat is totale chaos waar iedereen met elkaar het gevecht aangaat. Tegen dergelijke chaos moet de rechtsstaat bestand zijn. Dat betekent concreet dat wij de waarden van de rechtsstaat moeten uitdragen en moeten aangeven welk gedrag niet getolereerd wordt.

Maar wat zien we bij de huidige bestuurders in ons land? Bestuurders verschuilen zich te vaak achter de complexe systemen, delegeren verantwoordelijkheden naar lagere niveaus die op hun beurt ‘de minister uit de wind houden’ en signalen van falende systemen wegpoetsen ten koste van de burger. Een minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. En een bestuurder draagt de integrale eindverantwoordelijkheid voor de hele organisatie. Verwacht wordt dat hij stuurt vanuit een visie waar deze organisatie voor staat. In het belang van de burger, niet van het systeem.

Bestuurders lijken vooral ‘te hechten aan het pluche’, interesse in de feiten te verliezen en het stevig inhoudelijk debat, de kritische dialoog, te ontlopen. Dat is al geruime tijd aan de gang. Hoe komt dat? Er heerst verwarring onder de burgers en er is een gebrek aan leiderschap onder bestuurders. Er is sprake van een wisselwerking. Het volk krijgt de bestuurders die het kiest en dus verdient. En het volk bevestigt op zijn beurt deze bestuursstijl. Grote ontsporingen zie je bij Brexit, dat leidt tot totale verwarring en fundamentele miskleunen. Maar ook het comfort van het systeem zelf, dwingt de bestuurder niet om eens naar zichzelf te kijken. Het systeem en zijn bestuurders zijn te veel aan elkaar verknocht.

Naast de inmiddels voor iedereen bekende toeslagenaffaire zien we ook op andere terreinen pijnlijke dossiers ontstaan. Zo hebben we in Nederland een prachtig onderwijssysteem met een leerplicht en recht op onderwijs. Inmiddels zitten echter duizenden kinderen in de leerplichtige leeftijd thuis. Passend onderwijs is er voor hen niet of zij zijn ‘niet welkom’ op school. Een alternatief ontbreekt. Maar de analyse ook. Wat is hier aan de hand dat grote groepen leerlingen niet met plezier naar school gaan of zelfs uit het systeem gedrukt worden? Waar is -ook hier- de bestuurlijke verantwoordelijkheid?

Het verwijderen van leerlingen bijvoorbeeld is een bestuurlijke bevoegdheid. Maar welke bestuurder heeft met de geschorste leerlingen en thuiszitters zélf gesproken en hun stem gehoord? Volgens het Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind, heeft ieder kind het recht om gehoord te worden over zaken die hem of haar aangaan. Maar ook vanuit bestuurlijk breed omarmde kernwaarden als ‘inclusiviteit’, ‘brede vorming’ en ‘emancipatie’ mag verwacht worden dat bestuurders zich serieus verdiepen in de impact van rendementsdenken en in- en uitsluitingsdynamiek op de ontwikkeling van kinderen. Dit kan heel eenvoudig door met leerlingen in gesprek te gaan, casuïstiek te onderzoeken en zelf conclusies te trekken. Ook over het systeem. Dat is besturen, het systeem laten werken in het belang van de leerling, de ouder de burger. Hieraan ontbreekt het nogal eens, niet alleen in de toeslagenaffaire. Hier ligt ook een taak voor de toezichthouder.

Wat nodig is? Het komt erop neer dat de bestuurder zelf op zoek gaat naar wat werkt, daarbij signalen van misstanden serieus neemt, deze actief onderzoekt, niet wegpoetst en aldus integer handelt. Het eerlijke verhaal moet verteld worden in de organisatie, ook als dat de bestuurder in een lastig parket brengt. Juist dan is hij aan zet. In het discomfort wordt de bestuurlijke opgave zichtbaar. Loopt de bestuurder daarvoor weg, dan zullen medezeggenschap, volksvertegenwoordiging en toezichthouder daaraan conclusies moeten verbinden. Voor het systeem én de bestuurders die dit systeem in stand houden. Het helpt daarbij niet echt als de toezichthouder zelf bestuurlijke rollen vervult en zich deze ‘zeer lastige en complexe bestuurlijke taak’ maar al te goed kan indenken. Alsof dat een argument is de bestuurder waarop hij of zij toezicht houdt niet aan te spreken, juist wel! Zie het als bron voor zelfreflectie en professionele ontwikkeling van het bestuurlijk handelen in het publieke domein.

De conclusie is dat de huidige politiek-bestuurlijke klasse niet langer voldoet. Zij heeft het marktdenken omarmd en de ooit fijnmazige verhouding tussen de politiek, het maatschappelijk middenveld en de burgers danig verstoord. Het bestuurlijk denken en handelen heeft de waarden van de democratische rechtsstaat ondermijnd. Aan wat voor bestuurder is behoefte in deze tijd? Hij heeft een eigen visie, haalt zelf informatie op en analyseert dat. Hij lokt tegenspraak uit, luistert, delibereert en trekt bestuurlijk conclusies. Deze kunnen alleen in het algemeen belang zijn, nimmer het eigen belang. De bestuurder omarmt expliciet de waarden van de democratische rechtsstaat en realiseert zich de consequenties daarvan voor het eigen handelen, weet zich hoeder van de democratie die immers (voor)geleefd moet worden. Hij vervangt de angst voor falen binnen extern opgelegde regels en systemen, door nieuwsgierigheid naar mogelijkheden voor individuele burgers en de samenleving. Hij is persoonlijk benaderbaar, heeft oog voor misstanden en stelt het systeem waar hij zelf deel van uitmaakt zo nodig ter discussie. Hij neemt verantwoordelijkheid en vraagt wat hij kan betekenen voor de ander, de burger. Kortom een bevlogen, betrokken en dienstbaar burger. Dichtbij, maar met een opdracht.

 

Dr E.J. (Eric) Janse de Jonge is lid van het Adviescollege Toetsing Regeldruk en was lid van de Staatscommissie Parlementair Stelsel.

Dr C.C. (Carien) Verhoeff, Associate Lector Wereldburgerschap, Programmaleider ’Student Voice’ aan De Haagse Hogeschool en gastdocent TIAS School for Business and Society.