N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Waar is de winnaar in de provincie? Een debat.
Auteur: mw Sophie van Dam
DEN HAAG (PDC) - De provinciale statenverkiezingen vonden in maart plaats, maar de formatie is pas in enkele provincies afgerond. “Waarom duurt het zo lang?” luidde dan ook de inleidende vraag van moderator Marleen de Rooy tijdens het Actualiteitendebat ‘Politiek in de provincie: coalitievorming na politieke opschudding’ dat plaatsvond op woensdag 5 juni 2019, georganiseerd door het Montesquieu Instituut, ProDemos, Filmhuis Den Haag en Nieuwspoort.
Inleider en panellid Simon Otjes, universitair docent aan de Universiteit Leiden en medewerker van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, merkte op dat de (in)formatiefase langer duurt in provincies waarin Forum voor Democratie de grootste is geworden. De opkomst van nieuwe partijen zorgt voor onzekerheid, en dit leidt vaak tot langere (in)formaties.
In het verleden werd in Nederland vrijwel standaard met een afspiegelingscollege gewerkt, waarin alle grote partijen in het college vertegenwoordigd zijn, zo memoreerde hij. Tegenwoordig is het zogenaamde programcollege gebruikelijker. Hierbij vormen partijen een coalitie op basis van gedeelde inhoudelijke standpunten. De grootste partijen besturen daardoor niet automatisch mee.
Eén van de stellingen was dan ook “politiek is tellen tot 76” (oftewel een nipte meerderheid of de helft + 1). Uiteindelijk gaat formeren om het vinden van een meerderheid, en daar zit de winnaar niet altijd bij. Johan Almekinders, fractievoorzitter Forum voor Democratie in Overijssel, benadrukte dat het echter ook belangrijk is om recht te doen aan de verkiezingsuitslag. Nieuwe, grote partijen komen nu lang niet altijd in het bestuur. Als er een politieke verschuiving heeft plaatsgevonden moet dat volgens hem in het bestuur zichtbaar zijn.
Ook Annemieke Schakelaar, verslaggever van Omroep Gelderland, ziet dat het lastig voor nieuwe partijen is om bij de coalitievorming te worden betrokken. De onbekendheid van kandidaten, inclusief fractievoorzitters, speelt daarbij een rol. Zij ziet daarnaast dat de traditionele partijen eerder geneigd zijn met elkaar de samenwerking te zoeken. Johan Almekinders stelde bovendien dat landelijke thema’s en landelijke politici de provinciale formaties kunnen beïnvloeden.
Caspar van den Berg, hoogleraar Global and Local Governance aan de Rijksuniversiteit Groningen, merkte op dat machtsvorming niet alleen om de verkiezingswinst gaat. Als partij moet je ook zoeken naar overeenkomsten met andere partijen. Een nieuwe partij hoeft daarom niet meteen te gaan besturen; ze kan zich in eerste instantie ook profileren in de oppositie en vertrouwen bij andere partijen opbouwen.
Simon Otjes voegde daaraan toe dat in een democratie elke stem even zwaar telt. Bovendien heeft de winnaar in een versnipperd politiek landschap vrijwel nooit een absolute meerderheid. Caspar van den Berg benadrukte dat een meerderheidscoalitie ook zonder de winnaar democratisch gelegitimeerd is. Voor de kiezer kan het desalniettemin frustrerend zijn als de winnaar uiteindelijk niet meebestuurt.
Sophie van Dam is als stagiair verbonden aan PDC en het Montesquieu Instituut.