N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Een onmogelijk zijspoor
Bij de vele kritische vragen die zestien fractievoorzitters in het debat over mislukte verkenning stelden, ontbrak er één (misschien vooral aan zichzelf): Denkt u dat een minister-president, een minister, een (in)formateur, of wie dan ook, een gekozen Tweede Kamerlid op een zijspoor kan zetten?
Ik zal het antwoord maar geven: dat is onmogelijk. Een Kamerlid heeft zijn eigen mandaat (in het geval van Pieter Omtzigt nog eens ijzersterk ook) en niemand kan hem (of haar) dat afnemen.
Sylvana Simons opperde dat Mark Rutte zijn 'vijand' Omtzigt liever in het kabinet heeft dan tegenover hem. Maar er is er maar één die kan kiezen voor een ministerschap, staatssecretariaat of welke 'functie elders' ook en dat is het Kamerlid zelf, in dit geval Pieter Omtzigt. Er zijn in de parlementaire geschiedenis honderden personen geweest die een kabinetspost weigerden.
Dat gegeven maakt de verklaring van zowel Rutte als de twee verkenners plausibel, dat zij echt niet meer herinnerden dat Omtzigt in verband met 'functie elders' was genoemd. Ongetwijfeld zal de staat van het CDA zijn besproken en de naam Omtzigt is toen zeker genoemd, maar niet in de zin van 'functie elders', want - zo zei Rutte terecht - daar gaat hij noch welke andere politicus dan ook over.
Uitleg en inzicht krijgen was duidelijk niet het doel van het debat. Vanaf de aanvang domineerde de conclusie die op basis van onvolledige informatie al was getrokken. Het is weinigen dan gegeven in tweede instantie te erkennen dat het misschien toch een slagje anders zat dan ze eerst dachten. En sommigen zien daar het belang uiteraard niet van in, omdat een beschadigde premier het hoofddoel is.
Dat alles neemt niet weg dat het een foutenfestival was en dat dit een beroerde indruk maakte. Het frame 'Rutte wilde de lastige Omtzigt kwijt' zal beklijven en voor velen het beeld bevestigen dat politici onbetrouwbaar zijn. Het aanzien van de politiek is daarmee geschaad.
De imagoschade is aanzienlijk, terwijl de kwestie goed beschouwd gaat over de vraag of in de verkenningsfase mag worden gefilosofeerd over de toestand bij mogelijke (nieuwe) coalitiepartners, inclusief de rol daarin van beeldbepalende politici.
Wie daar een overtuigend bezwaar tegen kan bedenken, mag het zeggen.
Prof. dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.