N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
D66: regeren is halveren?
Twee en een half jaar geleden danste Sigrid Kaag op tafel. D66 haalde 24 zetels bij de verkiezingen. Met een belofte van “nieuw leiderschap” herhaalde Kaag het beste resultaat dat Hans van Mierlo had gerealiseerd. Als tweede partij van het land kon D66 de formatie sturen. Hoe staat de partij er nu voor?
Inhoudsopgave van deze pagina:
Sigrid Kaag was door de D66-top als partijleider uitgekozen. Andere kandidaten, met name Rob Jetten die sinds 2018 fractievoorzitter was, lieten haar voorgaan omdat deze polyglot en voormalige minister van Buitenlandse Zaken met ruime internationale ervaring dé ideale tegenstrever voor Rutte was.
Kaag bouwde voort op de centrale rol die D66 in het Nederlandse politieke speelveld had opgebouwd onder Alexander Pechtold. Alhoewel D66 tussen 2006 en 2017 in de oppositie zat, was de partij onder Pechtold een machtsfactor geworden. De Democraten speelde een sleutelrol in de akkoordenpolitiek van de afgelopen jaren. Er is sinds 2011 geen akkoord gesloten waar de Democraten niet hun vingerafdrukken op hebben achtergelaten.
Na de verkiezingen van 2021 hield Kaag lang vast aan coalitiedeelname van de PvdA en GroenLinks. Het CDA blokkeerde dat. Kaag en Hoekstra stonden tegenover elkaar. Uiteindelijk knipperde Kaag eerst met haar ogen en liet in het landsbelang Hoekstra hun voorkeursvariant dicteren. “Langs de lijnen van de inhoud” werd er een coalitieakkoord gesloten dat duidelijk een D66-stempel had. Voor alle D66-prioriteiten (klimaat, onderwijs en natuur) werden er fondsen opgezet. Het nieuwe kabinet bestond voor bijna de helft uit vrouwen. D66 bracht Robbert Dijkgraaf van Princeton naar Den Haag en Kaag kreeg de portefeuille financiën. D66 stond er goed voor.
Met de beslissing om Hoekstra en niet Ploumen en Klaver een zitje in de Trêveszaal te gunnen, zaaide D66 de ondergang van het eigen kabinet. D66 ging ervan uit dat het regeerakkoord de Bijbel was voor de coalitie en dat niemand hiervan af mocht wijken. Maar het regeerakkoord is steeds meer de inzet voor een voortdurende onderhandeling. Zulke heronderhandelingen zijn nodig vanwege de veranderende maatschappelijke en geopolitieke realiteit of om tot de steun van sociale partners of senaatsfracties te winnen.
De vraag is met wie je om tafel zit, als de onderhandelingen een nieuwe ronde ingaan. De internationale onderhandelingen waar Kaag geëxcelleerd had, bleken anders dan de coalitieonderhandelingen. Mogelijk dat dit een cruciaal verschil is: op internationaal vlak kies je niet uit met wie je om tafel gaat. Je kan niet plots besluiten om met Justin Trudeau (de premier van Canada) te gaan onderhandelen over Syrische massavernietigingswapens. Dat kan alleen met Assad. Maar op het nationale vlak bepaal je als onderhandelaar mede wie er om tafel zit. En wie er om tafel zit, bepaalt wat er op tafel komt.
En zo zaten D66’ers om tafel met de partijen van de oude coalitie, Kaags “roestige fiets”. Bij alle thema’s die opkwamen gedurende de termijn had D66 aan haar kant vaak enkel de vijf zetels van de CU en vond het de 48 zetels van VVD en CDA tegenover zich. Dit gold voor tal van onderwerpen van klimaat tot koopkracht maar was het sterkst bij het stikstofbeleid en migratie.
Op het stikstofthema, het meest complexe onderwerp waar het kabinet mee te maken heeft, nam D66 een zeer progressieve positie in. De eis van D66 over de versnelling van het proces kwam in het regeerakkoord. Maar toen het CDA een dramatisch verlies in de Statenverkiezingen zag aankomen, gingen de christendemocraten heronderhandelen. Kaag had begrip voor de vraag van het CDA om het regeerakkoord open te breken.
Eenzelfde dynamiek zagen we op het migratiedossier: de VVD eiste in ruil voor de spreidingswet van hun eigen staatssecretaris een ingrijpende inperking van het aantal migranten dat Nederland binnenkomt. D66 accepteerde de eisen van de VVD en het was de CU die brak.
Geluiden uit het kabinet gaven aan dat de relaties tussen de kopstukken, met name tussen Kaag en Hoekstra, zo moeizaam waren geworden dat het productiever was om zonder hen te onderhandelen. De ironie is hier dat Kaag zelf besloot dat het in het landsbelang was dat Hoekstra en niet Klaver en Ploumen in het kabinet zouden komen.
Na de val van het kabinet kondigde Kaag haar vertrek aan. Gezien de voortdurende bedreigingen aan haar persoon was het begrijpelijk dat ze niet in de Nederlandse politiek zou blijven. Rob Jetten, met twee jaar extra ervaring als minister, voert nu wel de lijst aan.
D66 staat electoraal onder druk. De belangrijkste reden is dat er een nieuwe polyglot en voormalige minister van Buitenlandse Zaken met ruime internationale ervaring, gepositioneerd is als dé ideale premierskandidaat. Frans Timmermans is de premierskandidaat van GroenLinks-PvdA.
Een peiling van I&O gaf nu aan dat van de mensen die in 2021 op D66 stemden, als ze nu zouden stemmen, er meer GroenLinks-PvdA stemmen dan D66. D66 werd groot met strategische stemmen van progressieve kiezers. Die vertrekken nu ontevreden. Sterker nog: als GroenLinks-PvdA de tweestrijd om het Torentje die ze zo graag willen kunnen entameren, zou D66 nog eens de helft van de zes zetels die ze nu hebben in de peilingen kunnen verliezen.
Het is een somber verhaal voor D66. Het enige lichtpuntje is dat volgens deze I&O-peiling de D66-kiezer klimaat het belangrijkst vindt (veel belangrijker dan het oude D66-thema onderwijs) en dat Rob Jetten in de afgelopen jaren zich als minister voor Klimaat en Energie hier hard voor heeft gemaakt. De trui met “klimaatdrammer” heeft hij verruild voor de trui met “klimaatdoener”.
De belangrijkste vraag is nu welke lessen Jetten heeft getrokken uit de formatie van 2021. Opvallend is dat de directeur van de Van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van D66, Afke Groen, recent met collega’s ervoor pleitte dat D66 zich zou aansluiten bij een progressief stembusakkoord, waarbij ze expliciet verwezen naar Keerpunt ’72 dat naast D66 bestond uit de PvdA en de PPR, één van de voorlopers van GroenLinks. Ook Jan Terlouw, als partijleider juist geen voorstander van linkse samenwerking, sprak zich al uit voor een linkse regering. Tot nu houdt Jetten de boot af. Hij liet aan de NOS weten dat er “vanuit het midden” moet worden samengewerkt. Met nieuwe krachten als NSC en BBB in de buurt van dat centrum is het maar zeer de vraag of de Democraten de positie van spelverdeler die ze het afgelopen decennium hadden, kunnen behouden.
De uitslag voor D66 is ongewis, maar verlies lijkt onvermijdelijk. Voor D66 was het adagium altijd ‘regeren in halveren’. In 1977 (+2) en in 2021 (+5) ging D66 tegen die trend in. Maar nu lijkt D66 alles wat de partij had gewonnen in 2021 driedubbel te verliezen.
Maar let wel: in 2006 viel er ook een kabinet met daarin D66, CDA en VVD over migratie. Toen waren de verkiezingen ook op 22 november. Toen ging D66 ook de verkiezingen in onder leiding van iemand die in de Gelderse gemeentepolitiek zijn sporen had verdiend en minder dan twee jaar minister zonder portefeuille was geweest. De verkiezingen waren een drama maar het was wel het begin van de derde jeugd van D66. Wie zegt dat dat nu niet opnieuw kan gebeuren?
Simon Otjes is politicoloog bij de Universiteit Leiden. In 2021 publiceerde hij samen met Coen Brummer de bundel Tussen Bestormen en Besturen over 55 jaar D66. Otjes is tevens verbonden aan het wetenschappelijk bureau van GroenLinks.