N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Troonrede 2021: demissionair, maar ongekend wollig
De Koning leest weliswaar de Troonrede voor, maar de zinnen worden ingebracht door de premier en redigerende ambtenaren die namens bewindspersonen het spel om de aandacht spelen. Wie krijgt er meer, wie minder voor de onderwerpen op het eigen beleidsterrein?
Afgelopen Prinsjesdag had het demissionaire kabinet met twee recent afgetreden ministers en een aantal draaideurgangers, die al verdwenen, amper iets nieuws te melden. Het merendeel van de Troonrede bestond uit terugblikken en beschouwingen over lopende zaken zoals “de uitvoering van de gemaakte afspraken is in volle gang”, op de borst klopperij over “een land dat zich macro-economisch met de beste kan meten” en wat algemene zorgen over de complexiteit van het besturen, want “elke draai aan de kubus, elk besluit, werkt door op meerdere terreinen en niveaus”. Er was ook een gebaar aan militairen en zorgpersoneel: “Nederland is u dankbaar”. Tenslotte was er, bij alle over elkaar heen buitelende partijen in de kabinetsformatie, een boodschap aan de Nederlandse bevolking: “Als we de toekomst gezamenlijk tegemoet blijven treden, kunnen we veel aan”.
In onze jaarlijkse analyse van de Troonrede coderen wij alle zinnen en zinsdelen op onderwerp. We beginnen met de vraag of deze zinnen ook aankondigingen bevatten voor nieuwe maatregelen, of duidelijke plannen. Alle andere uitspraken in de Troonrede die terugblikken, bespiegelen of uiting geven aan allerlei zorgen beschouwen we, met een knipoog, als ‘wollig’. Op deze wijze hebben we alle Troonredes vanaf 1945 systematisch in kaart gebracht en kunnen we elk jaar een score op onze Wolligheidsindex bepalen. De afgelopen jaren was het steeds spannend of de wolligste Troonrede tot nu toe, die uit 1981 uit het beruchte kabinet-Van Agt II, zou worden overtroffen. De kabinetten van Rutte lieten een sterke trend omhoog in wolligheid zien, zie figuur 1. Dit jaar was het dan echt zover: met 82,4 procent hoorden we verreweg de wolligste Troonrede ooit. Ook de verzachtende omstandigheid van de demissionaire status van het kabinet in een aantal jaren (zie de rode punten in figuur 1) bracht nooit eerder zoveel wolligheid.
Naast de jaarlijkse cijfers rond de begroting is de Troonrede de gelegenheid voor het kabinet om zijn visie en plannen daarbij te presenteren, zodat burgers kunnen horen welke kant het op gaat. Dit keer werd er wel een aantal grote thema’s en problemen genoemd (figuur 2), maar het bleef bij al die gewichtige stof dus uiterst wollig. Rond de pandemie maakte de urgentie van economische steun en beheersing van de besmettingsgraad plaats voor dankwoorden aan alle letterlijke en figuurlijke hulptroepen en het inzicht dat er iets moet gebeuren met de organisatie van de zorg. Sociaal welzijn en saamhorigheid kregen ook veel aandacht, met eigenlijk als boodschap dat we dat wel zullen ‘schaffen’. De grootste stijger (figuur 3) was het milieu, het klimaatprobleem, dat ook meer dan voorheen in verband werd gebracht met infrastructuur, landbouw en de woningmarkt. Er was sprake van lump sums aan uitgaven, maar de besteding en de redenering daarbij zijn open gelaten.
Tenslotte beluisterden we meer aandacht voor rechtsstaat en rechtsorde. En ook hier de al bekende zorgen over de toegang tot rechtshulp, de lessen uit de toeslagenaffaire en de schade aan de rechtsstaat aangericht door incidenten en georganiseerde criminaliteit. Wat dat betreft hebben de ministers van justitie en van rechtsbescherming ruimschoots hun vijf minuten gekregen, zonder daarbij verder echt iets te zeggen over de manier van oplossen. Het doet de verwachtingen stijgen over de resultaten van de kabinetsformatie, waarbij het allemaal nog steeds tussen hoop en vrees heen en weer beweegt.
Arco Timmermans is bijzonder hoogleraar public affairs, Gerard Breeman is unversitair docent bestuurskunde, beiden aan de Faculteit Governance & Global Affairs van de Universiteit Leiden.