N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Waar is de EU in discussies over het openbaar bestuur?
Het was een inhoudelijke avond van gesprek over de staat van het openbaar bestuur. Berenschot had Mark Moore uitgenodigd, de Harvard-hoogleraar die naam maakte met het begrip publieke waarde. Enkele tientallen burgemeesters, directeuren en managers discussieerden aan de hand van de meester over dat wat een samenleving waardevol vindt, en hoe je dat als overheid kan bereiken.
Een overheidsorganisatie die niet alleen berucht is om bureaucratie en regelzucht, maar steun krijgt vanwege breed gedragen resultaten: sociaal-maatschappelijke kwaliteitsverbetering. Dat vergt nadenken over capaciteit en samenwerking. Om werken aan legitimiteit die autoriserend werkt, “draagvlak door doen”. En een goed gesprek tussen bestuurders van verschillende lagen, omdat ”gemeenten soms te snel zeggen dat iets niet mag van Den Haag” in de woorden van Paul ‘t Hart, eerder over deze taaie materie. Van geval tot geval blijkt die gewilde politieke uitspraak in de beleidspraktijk genunanceerder te liggen.
Ik genoot. Niet alleen omdat ik als Twents bestuurskundige wel weer eens een professionele opfrisser kon gebruiken in mijn oorspronkelijke vakgebied. Maar ook om weer eens de relativiteit van mijn echokamer in te zien. Op het oog was er verrassend veel overlap. Elk onderzoek, elk college, elke discussie, elk artikel draait bij ons, in de Europese bestuurskunde, namelijk om precies dezelfde thema’s. Over de publieke waarde van sociaal-economisch beleid; hoe wordt die beleefd en wat kan je er als professionele overheid(-smanager) aan doen? Over subsidiariteit; wat is de politieke en juridische speelruimte van de ene bestuurslaag en wat vindt de andere (lager of hoger) daarvan. Legitimiteit; hoe creëer je draagvlak. Effectiviteit; welk beleid ‘werkt’ waarde-creërend?
Maar - u raadt het al: in al die discussies draait het steeds om onze verhouding tot die andere bestuurslaag: de Europese Unie. En daar was vanavond (letterlijk) geen sprake van.
De dagen daarna dacht ik vaak aan de frappante gelijkenis. Het politieke en ambtelijke Europadebat beweegt in Den Haag, Brussel en 26 andere hoofdsteden, provincies en gemeenten (Europa decentraal!) van een focus op better regulation naar sociaal Europa. Inderdaad: welke publieke waarde moet de EU realiseren? Er wordt onder “Europese publieke managers”geworsteld. over beleidsmethoden. Hoe creëert de EU publieke waarde voor het Rijk, provincies en gemeenten, de Nederlandse burger? Is het model van Moore (wat wil je, wat mag je, wat kun je) toepasbaar in de Europastrategie van de Rijksoverheid?
En toch: het woord “EU” viel tijdens dit werkdiner, aan mijn tafel, en in de plenaire discussie, geen enkele keer. Lokaal bestuur, overheidsmanagement, publieke manager, ja. Brussel, internationale zaken, Europabeleid- nee. Een ander gezelschap, een ander discours, een andere … expertise?
VNO-NCW maakt zich, in het nationale belang, zorgen over de impact van de pensionering van Nederlandse topambtenaren bij de EU-instellingen - en we hebben er als land al relatief weinig. Telt internationale ervaring in een ABD-loopbaan of kan je als publiek manager eenvoudig zonder? Moet het Rijk naar een personeelsbeleid van vaker, doelbewust, Europees detacheren en rouleren, ook in de hogere schalen? Als straks het stof van de Europese verkiezingen in Brussel wat neerdaalt, gaan we in Den Haag aan de slag met verder onderzoek naar de “Europeanisering” van het publieke management.
Dr. Mendeltje van Keulen doet als lector Changing role of Europe onderzoek naar de grip van professionals op Europese processen.