N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Dorknoper in Europa
In de komende zomer wordt het een enorme wisseling van de wacht in de Europese Unie. Ga maar na: er moet een nieuwe voorzitter van de Europese Raad komen in plaats van Donald Tusk; een nieuwe voorzitter van de Europese Commissie in plaats van Jean-Claude Juncker; een nieuwe buitenlandvertegenwoordiger (tevens vicevoorzitter van de EC) in plaats van Federica Mogherini; een nieuwe voorzitter van het Europese Parlement in plaats van Antonio Tajani; een nieuwe voorzitter van de Europese Centrale Bank in plaats van Mario Draghi. Allemaal sleutelposten in het proces van Europese integratie.
Daarin zijn de regeringsleiders weliswaar de ware hoofdrolspelers (althans een aantal hunner), maar zonder de genoemde Europese functionarissen is er ook geen spel op te voeren. Bovendien treft het niet dat de regeringsleiders die de motor vormen voor verdere integratie, de Franse president en de Duitse bondskanselier, beiden weinig vreugdevolle tijden doormaken. De Franse president Macron wordt sterk in zijn ambities afgeremd door de gele-hesjesbeweging. De Duitse bondskanselier heeft te maken met een eigen partij die zich langzaam van haar afkeert, vooral in het migratiedebat. De SPD komt terug van de hervormingsarbeid van haar oud-kanselier Schröder, die haar door de kiezers zozeer is kwalijk genomen. Tegelijk betekent dit dat de SPD de afstand tot de coalitiegenoot CDU/CSU vergroot en, zo te zien, onderweg is naar de uitgang.
Tijd voor Nederlands initiatief, zou je zeggen. Ten dele maken Nederlanders hun rol waar. Dat geldt voor scheidend Europarlementariër Judith Sargentini (Groen Links) die weloverwogen maar ook streng rapporteerde over de democratie in Hongarije; voor Sophie in ’t Veld (D66) die hetzelfde doet als rapporteur over de Maltheser corruptie en voor Kati Piri (PvdA) die zich intensief bezig houdt met Turkije. Aan parlementaire actie ter wille van de democratische rechtsorde in Europa ontbreekt het dus niet. Daarin is ook Frans Timmermans als Europees Commissaris actief om de toepassing te bewerken van artikel 7 van het Unieverdrag en de naleving daarvan door Polen.
Nederlanders staan ook opmerkelijk vooraan als Spitzenkandidat van hun respectieve Europese partijen: Bas Eickhout is mede-lijsttrekker van de verzamelde Groene partijen; Frans Timmermans leidt de socialisten en sociaaldemocraten in de Unie. Dat maakt hen nog niet direct voorzitter van de Europese Commissie, maar afhankelijk van de meerderheidsvorming in het Europese Parlement na de verkiezingen van mei is zeker Timmermans’ positie niet bij voorbaat hopeloos. En dan is er nog de ‘dark horse’ in het gezelschap, premier Mark Rutte, die een reële kans maakt op het voorzitterschap van de Europese Raad. Aan Nederland zal het niet liggen, zou je zeggen1).
En toch, het beeld zou zo al te rozig worden. Hoewel het officiële beleid van Nederland wel wat actiever is geworden dan de laatste jaren gebruikelijk, blijft het kaal en zuinig. Ook als de Britse bijdrage aan de Unie zou wegvallen, is het kabinet niet bereid onze bijdrage te vergroten. Het zoekt voor die houding naarstig naar bondgenoten, vooral in Noord-Europa. Die zijn er ook wel, maar of die echt gewicht in de schaal kunnen leggen? De aandrang op de Commissie om elke lidstaat streng te houden aan zijn verplichte begrotingsbeleid is heel wat groter dan de druk om alle lidstaten te herinneren aan hun rechtsstatelijke verplichtingen. Subsidiariteit is natuurlijk prima, maar de voortdurende nadruk, ook bij Kamerleden, op de nationale soevereiniteit zal op China waarschijnlijk niet veel indruk maken, niet eens op Frankrijk en Duitsland.
En dan was er nog minister Stef Blok die zich manifesteerde in een artikel, onlangs in de Financial Times. De Commissie moet geen politiek orgaan worden maar ambtelijk correct zijn werk verrichten, vindt hij. Gelukkig denkt een groot deel van de Tweede Kamer daar anders over. Wie populisme wil tegengaan, moet van de Europese ‘motor’ geen technocratie maken. Voorts meent Blok dat een door het Europese Parlement afgedwongen voorzitter van de Europese Commissie (zoals is gelukt met Juncker in 2014) moet worden gezien als een ‘institutionele staatsgreep’. Je zou er ook een parlementaire democratie in kunnen zien die haar rechten opeist. Vooral Kathalijne Buitenweg maakte in de Kamer terecht gehakt van Bloks artikel.
Zo lang het echter aan de minister ligt, blijft Nederland in Europa de perfecte ambtenaar Dorknoper2).