N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Kijken maar niet in de ziel
Kort geleden mochten wij in twee afleveringen van Coen Verbraak ‘kijken in de ziel’ van de premier. Daartoe werden drie gewezen premiers aan de tand gevoeld: Dries van Agt (1977 – 1982), Wim Kok (1994 – 2002) en Jan-Peter Balkenende (2002 – 2010). De langst zittende premier, Ruud Lubbers (1982 – 1994) moest helaas op het appèl ontbreken omdat zijn gezondheid ondervraging niet toeliet. Op zichzelf een interessant experiment: zou het Verbraak lukken om oud-premiers het achterste van hun tong te laten zien, zoals dat ook met anderen zo goed gelukt was?
Want, van psychiaters, rechters, ondernemingsbestuurders en hoge krijgsmachtofficieren had Verbraak, ook dankzij intelligente montage, prachtige portretten geschilderd. Die gaven een indringend beeld van wat mensen in hun beroep beleven en voor welke problemen en soms pijnlijke keuzes zij worden gesteld.
Waakzaamheid was wel geboden, want het ging niet altijd even goed: al eerder werden politici ondervraagd, maar ook advocaten. Die bleken met hun media-ervaring zo door de wol geverfd, dat Verbraak er niet werkelijk doorheen kwam: bekentenissen hadden daardoor nogal eens het karakter van ‘show’ en de echte vragen werden bekwaam ontweken. De andere beroepsgroepen zijn in het algemeen minder getraind en interviews zijn niet hun dagelijks werk. Dat maakt hen tegenover een intelligente vragensteller al gauw een stuk openhartiger.
Premiers ondervragen, ook al zijn zij al geruime tijd uit het ambt, is dan nog een stuk moeilijker, te meer als het er maar een paar zijn. Zij moeten bovendien wel minimaal bereid zijn iets van zichzelf bloot te geven. Balkenende was dat overduidelijk niet: hij was precies zo vlak als wij hem van vroeger nog kennen en bovendien had hij zijn hakkelende manier van spreken weer terug die de media-experts hem als premier zo volhardend hadden afgeleerd.
Al wat openhartigheid vroeg was ‘leuk’ geweest, ook de rivaliteit met Wouter Bos. En ja, dat hij geen kabinet naar het reguliere einde had weten te brengen was niet zijn schuld; het waren altijd anderen die het kabinet hadden laten ontploffen. Op het rapport van de commissie Davids, die zware kritiek had geleverd op zijn optreden inzake de Nederlandse steun aan de oorlog in Irak, had hij helemaal geen reactie. Terwijl hij daar de kans kreeg een keer ‘terug te slaan’, want er was op dat rapport veel aan te merken evenals op de ijdele presentatie van Davids zelf.
Dries van Agt was wel uiterst vermakelijk, maar voornamelijk door weer eens een karikatuur van zichzelf te maken. TV-recensenten vonden het geweldig. Dat laat een ernstig probleem van onze democratie zien: de reductie van politiek bedrijf en politiek discours tot amusement. Dat gebeurt al in de meeste praatprogramma’s en dat schept dus het verwachtingspatroon dat politiek vooral ‘leuk’ moet zijn.
Van Agt weet dat maar al te goed en maakt er dus een show van waaronder de waarheid veelvuldig verdwijnt. Eigenlijk was hij alleen openhartig, toen het over de gemiste opvoeding van zijn kinderen ging: jaren lang had hij die nauwelijks gezien. Er was de kritiek op zijn late opvolger als politieke leider, Sybrand Buma, maar ook die was niet vrij van aanstellerij.
De enige die Coen Verbraak serieus nam was Wim Kok, maar die kwam te midden van aanstellerij en ontwijkgedrag ook niet erg meer tot zijn recht. Ook hij liet zich trouwens niet alles ontfutselen en hij is nog steeds voor elke interviewer een lastige klant.
Zou hij zichzelf echt alleen maar als ‘passant’ zien in de politieke geschiedenis van Nederland? Maar, van hem vernamen wij tenminste dat een premier, bij alles wat goed is gegaan altijd wel met minstens één steen in de maag blijft zitten, waaronder hij ook jaren later gebukt blijft gaan, als hij tenminste enig gevoel heeft. Bij premier Drees was dat de Indonesische dekolonisatie, die hij nooit heeft kunnen verwerken; bij Kok was (en is) het Srebrenica.
En passant deed Kok nog de onopgemerkte gebleven onthulling, hoe zeer hij had geleden onder de onmogelijkheid de hele zaak-Srebrenica in de Tweede Kamer te verantwoorden, omdat de dames en heren van het NIOD met hun rapport daarover een paar weken voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2002, jaren te laat dus en ook nog op het verkeerde moment, waren komen aanzeulen. Voor Kok zat er toen niets anders meer op dan aftreden zonder behoorlijke parlementaire verantwoording. Daar had Coen Verbraak best even op door mogen gaan. Het kwam er niet van; hij zal het gewicht van die opmerking niet hebben begrepen.
Prof.dr.Joop van den Berg is fellow van het Montesquieu Instituut.