N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Democratische vernieuwing of vertekening? De risico’s van een Zweeds/Deens stelsel
Dit is een bijdrage in Policy paper 14 van het Montesquieu Instituut. Lees het gehele paper hier
Het kabinet is van plan om een nieuw kiesstelsel in te voeren ter vernieuwing van de democratie. In het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma staat dat een nieuw kiesstelsel dient ter versterking “van de regionale band tussen kiezer en gekozene”.1) Een Zweeds/Deens stelsel wordt onderzocht als optie, maar dit stelsel is niet geschikt om het genoemde doel te behalen. Het staat namelijk op gespannen voet met grondwettelijke uitgangspunten en kan de afstand tussen kiezers en vertegenwoordigers juist vergroten.
Ten eerste de grondwettelijke uitgangspunten. Artikel 4 van de Grondwet waarborgt het gelijke kiesrecht. Volgens deze bepaling heeft iedere Nederlander het “gelijkelijk recht de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van deze organen te worden verkozen.”
Dit betekent dat bij verkiezingen de stem van iedere Nederlander evenveel gewicht in de schaal moet leggen. Een districtenstelsel brengt echter ongelijkheid met zich mee, omdat het onmogelijk is om districten te creëren met precies dezelfde verhouding van inwoners tot zetels.
Dit wordt duidelijk aan de hand van een voorbeeld. Als er van de 150 Kamerzetels 125 zetels verdeeld worden tussen provinciale districten op basis van inwoneraantallen,2) en de resterende 25 zetels gebruikt zouden worden ter waarborging van de evenredige vertegenwoordiging, dan zou het aantal dat elk district krijgt sterk uiteenlopen. Noord- en Zuid-Holland krijgen 21 en 27 zetels toegewezen, terwijl Flevoland, Zeeland en Drenthe elk slechts drie zetels toegewezen krijgen.
Om de gelijke stemwaarde te waarborgen moet er dan ook gekeken worden naar hoeveel inwoners één zetel vertegenwoordigt. Een zetel zou gelijk moeten staan aan het aantal inwoners in Nederland gedeeld door 125, wat ongeveer 144.000 is. Geen enkele provincie heeft echter een exact veelvoud van dit aantal inwoners. Wanneer we het aantal inwoners per provincie delen door het aantal zetels, zien we duidelijke verschillen. In Drenthe zou een zetel gelijk komen te staan aan 169.000 inwoners, terwijl in Zeeland een zetel gelijk zou staan aan 131.000 inwoners. Als de drie Drentse Kamerleden ook daadwerkelijk gezien worden als vertegenwoordigers van Drenthe, dan komen de Drentenaren er bekaaid vanaf. Ze krijgen namelijk een gelijk aantal zetels als de inwoners van Zeeland, die met veel minder zijn.
Nu zijn er talloze manieren om dit stelsel vorm te geven,3) maar alle varianten met provinciale kiesdistricten leiden tot significante discrepanties tussen het aantal inwoners dat gelijk staat aan een zetel.
De invoering van regionale kiesdistricten leidt tot een tweede probleem. Het doel is de band tussen kiezer en gekozene te versterken, maar deze invoering van districten kan averechts werken. Kleinere provincies hebben door het districtenstelsel namelijk minder zetels te verdelen, waardoor alleen de grote partijen daar een kans maken. Neem Zeeland als voorbeeld.
Als dit stelsel toegepast wordt op de vorige verkiezingsuitslag behalen daar alleen de PVV, VVD en NSC een districtszetel, terwijl partijen zoals GroenLinks/PvdA geen Zeeuws Kamerlid leveren. In Zeeland zou bijna de helft van de stemmen naar partijen gaan die geen districtszetel bemachtigen. Naar alle waarschijnlijkheid voelen de ruim 25.000 GroenLinks/PvdA-stemmers in Zeeland zich niet vertegenwoordigd door de Zeeuwse Kamerleden van de PVV, VVD of NSC. In Zuid-Holland, waar 27 zetels te verdelen zijn, krijgen kleinere partijen wel een kans. Hier gaan slechts 17% van de stemmen naar partijen die geen districtszetel behalen. Als de zetels op basis van de grootste overschotten verdeeld worden, zou dit percentage nog lager zijn.
Dit contrast tussen grote en kleine districten kan de afstand tussen kiezers in de kleinere regio’s en hun vertegenwoordigers juist vergroten. Het risico bestaat dat de inwoners van minder bevolkte regio’s buiten de Randstad zich juist minder zullen herkennen in ‘hun’ volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer. Zoals de Kiesraad in 1998 bij een vorige poging om het kiesstelsel te veranderen benadrukte, kan herkenbaarheid van kandidaten ‘worden bevorderd door andere middelen dan wijziging van het kiesstelsel.’4) Om oog te hebben voor die andere middelen, moet men zich niet blindstaren op een nieuw kiesstelsel.
-
1)Bureau woordvoering kabinetsformatie, ‘Hoofdlijnenakkoord tussen de fracties van PVV, VVD, NSC en BBB’, www.kabinetsformatie2023.nl, 16 mei 2024, p. 17; kabinet-Schoof, ‘Regeerprogramma: uitwerking van het hoofdlijnenakkoord door het kabinet’, https://open.overheid.nl, 13 september 2024, p. 85.
-
2)Tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 heeft Omtzigt gesuggereerd dat er per provincie een aantal Kamerleden gekozen worden op basis van inwoneraantallen. Zie Pieter Omtzigt, ‘Lezing ledendag: tijd voor herstel’, https://partijnieuwsociaalcontract.nl, 10 november 2023; ‘Pieter Omtzigt en Frans Timmermans in gesprek over de toekomst van Nederland’, www.youtube.com, 30 oktober 2023, vanaf minuut 22:15.
-
3)Henk van der Kolk, Simon Otjes & Karel Kroeze, Doorrekening evenredig kiesstelsel met meervoudige districten en vereffeningszetels (Onderzoeksrapport), 2024.
-
4)Kamerstukken II 1999/00, 26957, nr. 2, p. 26.