Laurentien moet zich terugtrekken

maandag 26 augustus 2024, 13:00, Prof. mr. Paul Bovend'Eert

Wie is verantwoordelijk voor de activiteiten van prinses Laurentien? Regelmatig komt het voor dat een lid van het Koninklijk Huis in opspraak komt en commotie veroorzaakt in en rond het Binnenhof.

Soms is sprake van gedragingen in de privésfeer die tot politieke beroering leiden. De aankoop van een vakantievilla in Mozambique door kroonprins Willem-Alexander bijvoorbeeld leidde in 2008 en 2009 tot verdachtmakingen over onregelmatigheden en kritiek in het parlement. Uiteindelijk besloot de kroonprins de villa te verkopen.

Ook de uitoefening van functies door leden van het Koninklijk Huis kan tot complicaties leiden. Het meest beruchte voorbeeld hiervan levert de handel en wandel van prins Bernhard, die in 1976 als inspecteur-generaal van de krijgsmacht misbruik maakte van zijn positie en steekpenningen aannam van vliegtuigfabrikanten.

Een vervolging in de zogeheten Lockheed-affaire wegens corruptie bleef de prins niettemin bespaard. Hij moest slechts zijn uniform uitdoen. In deze affaire werd pijnlijk duidelijk dat het toezicht van ministers op leden van het Koninklijk Huis ter voorkoming van schade voor de monarchie ernstige tekortkomingen vertoonde.

Prins Claus

Andere voorbeelden leveren de activiteiten van prins Claus als voorzitter van de nationale Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking (1970-1980) die vanwege omstreden subsidieverlening in politiek vaarwater terecht kwam en uiteindelijk zijn functie neerlegde.

Recenter raakte koningin Máxima in opspraak in haar VN- functie van speciale pleitbezorger van inclusieve financiering, toen zij in 2019 een ontmoeting had met de kroonprins van Saudi-Arabië, die betrokken zou zijn geweest bij de moord op de Saoedische journalist Jamal Kashoggi. De Tweede Kamer oordeelde in een motie dat de regering kennelijk niet in staat was gebleken de koningin te behoeden voor deze kwetsbare situatie. De Kamer verzocht de regering in de motie de politieke verantwoordelijkheid voor het inschatten en voorkomen van risico’s met betrekking tot nevenfuncties van leden van het Koninklijk Huis beter te borgen en de Kamer hierover te informeren.

Op dit moment staat de nevenfunctie van prinses Laurentien, echtgenote van prins Constantijn, bij de Stichting (Gelijk)waardig herstel ter discussie. De stichting is betrokken bij de afwikkeling van de kinderopvangtoeslagaffaire. Eerder dit jaar was er al kritiek op de werkwijze van de Stichting, de zogeheten ‘methode Laurentien’, die ertoe zou leiden dat al te vrijgevig compensatie aan de slachtoffers werd gegeven. En afgelopen week kwam bovendien naar buiten dat prinses Laurentien ambtenaren van Financiën onbehoorlijk zou hebben bejegend.

Het lijkt er inmiddels sterk op dat de regering opnieuw in gebreke is gebleven om te voorkomen dat nevenfuncties ertoe leiden dat een lid van het Koninklijk Huis in opspraak komt. Daarbij valt op dat de regering (lees: het vorige kabinet-Rutte) in dit geval wel bij uitstek haar plicht heeft verzaakt, door een lid van het Koninklijk Huis een functie te laten vervullen op een beleidsterrein dat politiek uiterst gevoelig ligt en gelet op de geschiedenis van dit beleidsdossier (waarover zelfs een kabinet struikelde!) buitengewoon risicovol is. Dat is dus de laatste maanden ook gebleken.

Pijnlijk stil

De vraag is hoe deze pijnlijke en voor de monarchie schadelijke kwestie moet worden aangepakt en wie in het zittende kabinet daarvoor verantwoordelijk is. Tot nu toe blijft het pijnlijk stil van regeringszijde. Minister-president Dick Schoof hield zich zaterdagavond in gesprek met Humberto Tan op de vlakte. Vanuit de Eerste en Tweede Kamer zijn echter al de eerste kritische vragen gesteld.

Duidelijk is dat de staatssecretaris die belast is met de afwikkeling van de Toeslagenaffaire zal moeten nagaan of de klachten van de ambtenaren gegrond zijn. Maar de vraag is of de uitslagen van dat klachtenonderzoek kunnen worden afgewacht.

Daarnaast is de ministeriële verantwoordelijkheid voor leden van het Koninklijk Huis hier van belang. Hoewel de Grondwet slechts bepaalt dat de ministers verantwoordelijk zijn voor de (onschendbare) Koning heeft men in politiek Den Haag in de loop der jaren in de praktijk ook een zekere ministeriële verantwoordelijkheid ontwikkeld ten aanzien van leden van het Koninklijk Huis, namelijk voor zover zij in hun privéleven of in hun functies door hun gedragingen het openbaar belang raken (en het aanzien van de monarchie kunnen schaden). Deze zogeheten afgeleide ministeriële verantwoordelijkheid (afgeleid van het openbaar belang) voor leden van het Koninklijk Huis biedt bovendien een middel om een zeker toezicht te houden op activiteiten van de leden van het Koninklijk Huis en te bevorderen dat zij niet de monarchie schaden.

Heikele positie

De coördinatie en realisering van deze verantwoordelijkheid ligt bij de minister-president. Hij is eerstverantwoordelijke voor het functioneren van het koningschap. Hij is de aangewezen persoon om deze ministeriële verantwoordelijkheid te activeren en in het parlement verantwoording af te leggen. Deze verantwoordelijkheid is, zo is herhaaldelijk opgemerkt door de regering, bovendien gericht op het waarborgen van een goede uitoefening van de koninklijke functie. Dit omvat dan onder meer de ondersteuning, bescherming en advisering van de leden van het koninklijk huis.

Het is duidelijk dat tegen deze achtergrond minister-president Schoof de kwestie moet oppakken en nagaan of het wenselijk is dit lid van het koninklijk huis op deze heikele positie te handhaven. Dat de regering onvoldoende oog heeft gehad voor de risico’s van de betreffende nevenfunctie valt het huidige kabinet niet te verwijten; dat moet op het conto geschreven worden van het vorige kabinet-Rutte.

Maar de vraag ‘hoe nu verder’ zal door premier Schoof moeten worden beantwoord. Het lijkt gelet op de ontstane commotie en mogelijke repercussies van een klachtenonderzoek onafwendbaar dat prinses Laurentien vanwege de mogelijk serieuze risico’s deze functie neerlegt in verband met de mogelijke dreiging voor het goed functioneren van de monarchie. Bovendien is het voor de afwikkeling van de Toeslagenaffaire ook beter dat er snel duidelijkheid komt.

Dit artikel verscheen eerder als opiniestuk in NRC van 26 augustus 2024

Paul Bovend'Eert is emeritus hoogleraar staatsrecht in Nijmegen