N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Stap voor stap of flinke wandeling?
‘Stap voor stap’, dat was het motto van informateur Kim Putters de afgelopen maand. Putters’ eindverslag lijkt in dat opzicht een stap in wat toch een fikse wandeling lijkt te gaan worden.
Immers, met het bereiken van consensus over de toverformule ‘programkabinet’1) is het ogenschijnlijk door de verkiezingsuitslag tot elkaar veroordeelde gezelschap van PVV, VVD, NSC en BBB nog lang niet bij de eindstreep. Putters’ rapport getuigt er ook van. De door de vier fracties overeengekomen marsroute naar een rechts kabinet bepaalt dat er nog inhoudelijke onderhandelingen volgen over een akkoord op hoofdlijnen, waarna bewindslieden worden aangezocht die dit hoofdlijnenakkoord moeten uitwerken in een regeerprogram.
Het ‘bemensen’ van het kabinet door de formateur lijkt daarbij nog eens politiek complexer te worden dan we de afgelopen decennia gewend zijn geraakt. Was van ongeveer 1982 tot en met de formatie van het kabinet-Rutte IV het (formeel) aanzoeken van de ministers en staatssecretarissen een kwestie van een week of twee, waarin de totstandkoming van het kabinet zelf geen gevaar meer liep, deze fase zou in de gekozen extraparlementaire formule wel eens risicovoller kunnen blijken, juist omdat de kandidaat-ministers en -staatssecretarissen (voor de helft van buiten de politiek!) zelf het regeerprogram gaan opstellen.
Er ligt (dat is althans het voornemen) immers geen kant-en-klaar regeerakkoord. Met de schijnbare terugkeer naar de formatiewijze van vóór de uitgebreide regeerakkoorden, waarbij zowel kabinet als Kamer meer autonomie moeten krijgen, verschuift het accent in de kabinetsformatie dan ook meer naar de portefeuilleverdeling en personele invulling. Dat kan tot extra moeilijkheden leiden, zo bleek voor het laatst tijdens de formatie van 1977 toen de PvdA zich meende te moeten bemoeien met de ministers die het CDA kandideerde.
Al die tijd moeten de vier fracties ook nog eens zien werkbare relaties te onderhouden. Ook dat is de afgelopen vier maanden geen sinecure gebleken. Putters zag zich niet voor niets gedwongen in zijn verslag een aansporing op te nemen om terughoudend gebruik te maken van (‘sociale’) media. Het demissionaire kabinet-Rutte IV zit er nog wel even.
-
1)Het kabinet-Drees-Van Schaik (1948-1951) presenteerde zich als ‘program-ministerie’. F.J.F.M. Duynstee, De kabinetsformaties 1945-1965 (Deventer 1966) p. 23.