N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Partij voor de Dieren als aangeschoten wild richting verkiezingen
Het congres van de Partij voor de Dieren (PvdD) had gisteren een verrassende afloop.1 Een overgrote meerderheid van de 1600 aanwezige leden (ruim 96 procent) sprak haar vertrouwen uit in partijleider Esther Ouwehand en haar lijsttrekkerschap bij de komende Tweede Kamerverkiezingen. Ondanks die overweldigende steun besloot zij zich toch tijdelijk terug te trekken, totdat er opheldering is gekomen over de bij het voormalige partijbestuur gemelde integriteitsmeldingen ten aanzien van haar persoon. Daarmee is na de tumultueuze tweespalt van de afgelopen weken de rust in de PvdD bepaald nog niet teruggekeerd.
Het conflict kwam naar buiten toen het ‘oude’ partijbestuur op 9 september besloot Ouwehand niet voor te dragen als lijsttrekker vanwege vermeende integriteitsschendingen, zonder dat nader toe te lichten. Nadat veel fractievoorzitters uit gemeenteraden, provincies en waterschappen alsmede een deel van de Tweede Kamerfractie en ook de jongerenorganisatie in opstand kwamen, werd Ouwehand toch weer voorgedragen als lijsttrekker en trad het bestuur af. Daarmee was de kous echter nog niet af. Nog geen dag na de voordracht stelde senator Koffeman, een van de oprichters van de partij, bij Nieuwsuur nog steeds van mening te zijn dat er onderzoek nodig was naar partijleider Ouwehand. Naar zijn mening zou zij ‘weer alle macht naar zichzelf willen trekken’. Een krappe congresmeerderheid stemde gisteren tegen een integriteitsonderzoek op korte termijn, een kwart was daar wel voor. Ouwehand uiteindelijk dus ook; zij hoopt dat tijdens haar terugtreden met een snel onderzoek haar naam wordt gezuiverd. Als haar zoals zij verwacht geen blaam treft, dan is dat een blamage voor het ‘oude’ partijbestuur, dat de integritetskweste kwestie aanhangig heeft gemaakt.
Net als bij eerdere conflicten in de PvdD lijkt er sprake te zijn van een tegenstelling tussen de oprichters en een deel van de partij, met als inzet de vraag of de PvdD zich programmatisch zou moeten verbreden en zo mogelijk meebesturen, of dat zij zich – wars van compromissen – vooral dient te blijven toeleggen op het belang van de dieren en vanuit de oppositie te proberen andere partijen te beïnvloeden. De oude garde zou de principiële, activistische strategie voorstaan; partijleider Ouwehand en haar aanhang een meeromvattende opstelling, mede gericht op bestuurscoalities.
Grote conflicten als deze doen zich vaker voor in betrekkelijk jonge partijen met nog steeds een grote invloed van de partijoprichters, zoals ook in de in 2002 opgerichte PvdD. De mensen van het eerste uur hebben veel tijd, energie en mogelijk ook geld gestoken in de totstandkoming van de partij en vervolgens in de verkiezingscampagne om in de Tweede Kamer te komen. Als dat lukt (de PvdD kwam in 2006 in de Kamer) zullen zij geneigd zijn dit succes op zijn minst deels aan hun inspanningen en kwaliteiten toe te schrijven en niet makkelijk de touwtjes uit handen willen geven – zie bijvoorbeeld ook Jan Marijnissen (SP), Wilders (PVV), Nagel (50Plus) en Baudet (FvD).
De dominante positie van de PvdD-oprichters in de partijorganisatie kwam tot uitdrukking in de bezetting van cruciale functies. Medepartijoprichter Thieme bekleedde van 2006 tot 2010 zowel het voorzitterschap van de partij als van de Tweede Kamerfractie. Zij bleef vervolgens tot 2019 fractievoorzitter, terwijl Koffeman vanaf 2007 tot op heden (zijn vijfde termijn) voorzitter van de fractie in de Eerste Kamer is. Ook andere partijoprichters bezetten vitale posities. Keller is vanaf 2007 directeur van het partijbureau. Boshart, met wie Ouwehand het vooral aan de stok heeft, maakte van 2013 tot een paar weken geleden deel uit van het partijbestuur. Zij werd in 2016 partijsecretaris en was onder meer verantwoordelijk voor de opleiding van de volksvertegenwoordigers en het partijkader. Boshart werd in 2019 voorgedragen als partijvoorzitter, maar legde het toen af tegen de Wolswinkel, die eerder voorzitter van de jongerenorganisatie was en programmatische verbreding van de PvdD bepleitte. Na een half jaar werd hij door zijn medebestuursleden afgezet en geroyeerd.
Wanneer partijoprichters zich sterk met ‘hun’ partij vereenzelvigen en invloedrijke posities innemen, kan onenigheid tussen hen en partij- of Kamerleden buiten de inner circle snel conflictueus en persoonlijk worden. Dat was mogelijk ook het geval in 2010, toen Ouwehand door toedoen van Thieme op een onverkiezbare plaats op de kandidatenlijst voor de Kamerverkiezingen werd gezet, maar door het partijcongres toch weer als nummer twee werd gekandideerd (een conflict waarvan het fijne niet bekend is). Het lijkt er sterk op dat dat dit nu ook weer speelt. Het huidige conflict is dan ook nog niet afgelopen met de grote steun die Ouwehand gisteren kreeg van het congres en het nieuwe partijbestuur voor zowel haar persoon als voor haar inhoudelijke programma (zoals de vrijheid voor gemeenteraadsfracties om mee te besturen). Met haar tijdelijke aftreden, bedoeld om persoonlijke reputatieschade te voorkomen, zet Ouwehand niet alleen het oude partijbestuur maar ook de partijoprichters flink onder druk. De bel voor de laatste ronde luidt - en dat in de aanloop naar de Kamerverkiezingen.
Gerrit Voerman is directeur van het DNPP en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen.Edgar Hoedemaker is historicus en is als eindredacteur en projectmanager actief voor PDC. Hij is eindredacteur van Parlement.com.
[1] Dit artikel is mede gebaseeerd op het artikel ‘Jonge partijen met te machtige partijleiders’, Montesquieu Instituut 2020