‘Wie denk je wel niet dat je bent?’

maandag 24 april 2023, 13:00, column van Jan Schinkelshoek

‘Wie denk je wel niet dat je bent, dat je dit mag doen?’ Uit de mond van koning Willem-Alexander klinkt het heel anders dan wat zijn grootmoeder, koningin Juliana, zei.

Op de kop af 75 jaar geleden, in 1948, had Juliana’s inhuldiging als koningin iets verhevens: ‘Wie ben ik dan ik dit doen mag?’ Het klonk als een hartenkreet van iemand die zich geroepen voelde en bang was onder die last te bezwijken. Bijna raillerend greep haar kleinzoon er twee weken geleden op terug in de podcast die gemaakt is ter gelegenheid van zijn tienjarig regeringsjubileum. Het klonk opeens berustender, afstandelijker, relativerend bijna. ‘Wie denk je wel niet…’ Afkomstig van iemand die een illusie armer is geworden.

De glans van het koningschap van Willem-Alexander is verbleekt. Tien jaar na de uitbundige troonsbestijging is zijn populariteit dalende. Vijf jaar geleden zette zich een teruggang in die zich niet meer laat terugbuigen. Ook na het ongelukkige coronajaar komt de koning niet verder dan wat bij ons thuis vroeger een mager zesje heette. Ook koningin Máxima’s ster verbleekt.

Het resultaat is er naar: waar rond de inhuldiging bijna 80 procent van de Nederlanders voorstander van de monarchie was, is er nog maar nauwelijks een meerderheid.

Dat voelt ondankbaar. Als iemand er hard voor werkt, zijn het de Oranjes. Koning Willem-Alexander, bijgestaan door koningin Máxima, werken zich [om het onparlementair te zeggen] uit de naad. Hun agenda’s zijn indrukwekkend. Je wordt al moe als je er naar kijkt. Dezelfde dag nog laat de koning zich zien op de plek van het treinongeval. Het is bij elkaar eerder te veel dan te weinig. Ook in het buitenland zijn koning en koningin waardevolle visitekaartjes.

Aan verklaringen voor die teruglopende populariteit is geen gebrek. Het heet dat het koningschap steeds meer als een vreemde eend in de bijt wordt gezien. De voorrangspositie, compleet met privileges, is in het land van doe-maar-normaal-dan-doe-je-gek-genoeg is niet langer te verdedigen. De ogenschijnlijke pracht en praal - van de Gouden Koers tot Máxima’s uitbundige hoeden - wekken irritatie, met name bij jongeren [naar het schijnt]. Moet het echt zo veel kosten? Het klinkt allemaal net iets te gemakkelijk. Alsof dat niet altijd al gold.

De meerwaarde van het koningschap is lastiger uit te leggen. Sinds het einde van de negentiende eeuw had het vooral te maken met de verbindende kracht die het werd toegedicht in een land-vol-minderheden als Nederland. Bij tijd en wijle heeft het ook een nuttige functie gehad als correctiemechanisme. Alleen al een kritische vraag van HM [‘Weet u het wel zeker?’] heeft meer dan eens een minister-president tot een ander besluit gebracht. Maar de politiek laat dat soort interventies veel minder gebeuren.

Het raakt aan een dieperliggende verandering. Onder Willem Alexander komt de monarchie er steeds minder aan te pas. Of het met hem te maken heeft, met premier Mark Rutte of met doorwerking van een al veel eerder ingezette verschuiving: feit is dat de koning toonaangevend is. Waar zijn moeder met zekere regelmaat inhoudelijk uit de hoek kwam [wie herinnert zich niet haar kersttoespraak over het milieu?], heeft de monarchie onder haar zoon veel meer een ceremonieel karakter gekregen. Tijdens de coronacrisis stak dat wat de koning te zeggen had bleekjes af bij de toespraak van de minister-president. Wat heeft de koning nog te melden?

Misschien zit er een bewuste strategie achter. Wellicht wil het koningshuis ‘gewoon’ doen, dichter bij het volk te staan, meer aanraakbaar zijn. Zo’n volkse monarchie maakt zich wel erg afhankelijk van populariteitsscores, wat het extra kwetsbaar maakt voor grillen en kuren.

Het koningschap is z’n voorrang kwijt geraakt. Het is als instituut niet meer zo vanzelfsprekend, onomstreden als, zeg, in 1948. Net als alle andere gezaghebbende instituten van veeleer - politiek, parlement, rechtspraak, kerk, wetenschap - kampt het met verlies aan vertrouwen. Het moet dat ongeveer per dag verdienen. Voor een monarchie, meer dan ooit veroordeeld tot achtergrondmuziek, is het extra lastig om die spiraal te doorbreken.

Te meer waar elke misstap wordt uitvergroot. Ook het koningschap ontsnapt niet aan de aandacht van kritische media. De tijd dat hoofdredacteuren zich van tijd tot tijd op het paleis lieten instrueren ligt bijna net zo ver achter ons als het stenen tijdperk. Er woedt een permanente ‘communicatieoorlog’ rondom het Koninklijk Huis, zoals valt op te maken uit de recente memoires van royalty verslaggever Jan Hoedeman.

Willem-Alexander heeft het zichtbaar moeilijk met het ‘journaille’, zoals het in die kringen nog steeds heet. Niet alleen is zijn omgang met media nog steeds een tikkeltje houterig. Anders dan zijn vrouw voelt hij zich niet op z’n gemak voor de camera. En met het glazen huis heeft de koning het moeilijk. Hardnekkig, soms zelfs krampachtig probeert hij voor zichzelf en zijn familie een ruime privésfeer te creëren. Of het nou gaat om de aanschaf van een jacht in Griekenland of het verjaarsfeestje voor zijn dochter in coronatijd - zijn onderdanen hebben zich er niet mee te bemoeien. Dat verlangen is begrijpelijk, maar voor een staatshoofd niet goed vol te houden. Al het persoonlijke is politiek.

Door die ‘strapatsen’ - de uitdrukking is van een minister - maakt koning Willem-Alexander het extra moeilijk voor zichzelf. Het is alsof hij zeggen wil dat hij dat koningschap best wil doen - van negen tot vijf. Van oudsher verwacht het land meer: ‘Wie ben ik dat ik het doen mag?’ Misschien is het te veel gevraagd.

 

Jan Schinkelshoek, oud-lid van de Tweede Kamer [CDA] en hoofdredacteur van de Haagsche Courant, is hoofdredacteur van De Hofvijver.

Deze bijdrage stond in