N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
‘Een extra trui’
‘Het is een graadmeter, eentje die je midden in winter vertelt of het een of twee graden vriest.’
Als minister-president deed Ruud Lubbers altijd een tikkeltje schouderophalend over verkiezingen voor provinciale staten. Zeker, helemaal zonder betekenis waren ze niet - al was het alleen vanwege de doorwerking naar de Eerste Kamer. Maar op z’n best zei de verkiezingsuitslag iets over de stemming in het land. ‘Of je een extra trui moet aantrekken…’
Sinds jaar en dag gelden provinciale verkiezingen voor ‘Den Haag’ als graadmeter. Het geeft de politieke temperatuur van het moment aan. Niet meer, niet minder. Wie heeft halverwege de wind mee? Wie moet extra hard gaan trappen? Betrouwbaarder dan een goed uitgevoerde opiniepeiling zijn ze nauwelijks, alleen al vanwege de lage kiezersopkomst. En voorspellende waarde hebben ze nog minder. Heel wat partijen die zich konden uitroepen tot winnaar in de provincie, kwamen bij de eerstvolgende verkiezingen voor de Tweede Kamer van een koude kermis thuis. Vraag maar aan Thierry Baudet, Wouter Bos of, voor de oorlog, Mussert. En de Eerste Kamer? Die had sinds 1860 of zo nog nooit een kabinet naar huis gestuurd, toch?
Die geringschatting zegt vooral iets over Haagse eigendunk. Provincies hebben zich nooit in warme belangstelling kunnen verheugen. Zo ver weg, zo onbestemd. Al sinds mensenheugenis klaagt Limburg over Randstedelijke arrogantie en Groningen kan er sinds een jaar of wat ook over meepraten. Wellicht is het terug tot het ‘Hollandocentrisme’, de overmacht waarmee het gewest Holland de Nederlandse Republiek naar z’n hand zette.
Eigenlijk tot op de dag van vandaag gelden provincies voor Den Haag op z’n best als nuttige uitvoeringsmachines. Het vanzelfsprekende gemak waarmee provinciebestuur werden ingelijfd bij de aanpak van stikstofmaatregelen, spreekt voor zich. Op hun beurt gedroegen de meeste provinciebestuurders zich bijna altijd een tikkeltje deemoedig.
Maar die kortzichtigheid is aan het opbreken. In hoog tempo zelfs. Opgestuwd door overlopende boosheid, frustratie en verontwaardiging over achterstelling bij de Randstad - niet alleen van boeren - zijn provincies zich aan het ‘heroriënteren’, zoals een Commissaris van de Koning vorige week binnenskamers diplomatiek zei. Om te beginnen daar waar het omgekeerde rood-wit-blauw waait, wil men zich minder vanzelfsprekend voor het Haagse karretje laten spannen. Dat reikt verder dan stikstof. Het gaat ook over asielzoekers, woningbouw en windmolens. Zelfs als provinciebesturen er niet over gaan - steeds meer bewoners/kiezers verwachten dat ze er in ‘Den Haag’ een punt van maken.
De klassieke, ietwat bedaagde provincie als vehikel voor plattelandsonvrede? Op de avond van 15 maart zal zich aan de samenstelling van de nieuwe Provinciale Staten laten aflezen hoe heet de soep wordt opgediend. Als straks de statenzalen bevolkt worden met BBB’ers, provinciale eigenheimers en eigenzinnige vertegenwoordigers van landelijke partijen, wordt het extra druk in Den Haag. Voor de regering zou dat wel eens een grotere uitdaging kunnen zijn dan een Eerste Kamer waarin de positie verzwakt.
Premier Mark Rutte kent al verschillende ‘geitenpaadjes’ om van die zwakte een kracht te maken. Maar hoe te handelen met dwarse provinciebestuurders? Een ‘extra’ trui is niet voldoende.
Jan Schinkelshoek, voormalig lid van de Tweede Kamer voor het CDA, is hoofdredacteur van De Hofvijver.