N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
En dat is twintig...
Fractie nummer 20 in de Tweede Kamer is een feit. De twijfelachtige eer is voor Nilüfer Gündoğan, die na een slepend conflict vorige week dan werkelijk de fractie van Volt uit werd gezet. Zij behoudt wel haar zetel en na Den Haan (50PLUS), Omtzigt (CDA) en het trio Van Haga, Smolders, Ephraim, is Gündoğan een jaar na de Tweede Kamerverkiezingen al het zesde Kamerlid dat zich afsplitst, en de vierde fractie. Twintig fracties in de Kamer, een absoluut record. In mei vorig jaar vroegen wij onszelf nog af wie nummer negentien zou worden. Nu lijkt het slechts een kwestie van tijd voor nummer 21 een feit is. Afsplitsingen in de Kamer zijn van alle tijden, maar in de huidige zittingsperiode maken Kamerleden het wel erg bont. Het hoort er een beetje bij, maar we kunnen wel drempels opwerpen.
21 fracties lijkt een enorm aantal, het is dan ook een record, maar toch zijn er veel momenten in de parlementaire geschiedenis geweest waarin dit aantal benaderd werd. Aan het einde van diverse Kamerperiodes waren er bijvoorbeeld 16 fracties in de Kamer (1971 en 1977), in 2017 waren het er zelfs 17. In veel kamerperiodes kwamen afsplitsingen voor. Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 zetelden er 9 fracties in de Kamer; aan het einde van die zittingsperiode was dat aantal toegenomen tot 14. De afsplitsingen van toen kwamen allen vanuit de VVD (Wilders en Van Schijndel) of de LPF (Nawijn, Van Oudenallen, Van As en Eerdmans).
Kortom: afsplitsingen zijn van alle tijden, maar zo vroeg in een zittingsperiode al twee afsplitsingen met in totaal 20 fracties, dat is wel uitzonderlijk. Zolang er fracties in de Tweede Kamer zijn (sinds het einde van de 19e eeuw), zijn er afsplitsingen voorgekomen. Vaak zijn die het gevolg van meningsverschillen over de koers van de partij. In enkele gevallen lagen er persoonlijke tegenstellingen aan ten grondslag.
Tabel: aantal fracties in de Tweede Kamer door de jaren heen
periode |
na verkiezingen |
einde periode |
grootste fractie |
---|---|---|---|
2021-heden |
17 |
(20 op dit moment) |
VVD (34) |
2017-2021 |
13 |
15 |
VVD (33) |
2012-2017 |
11 |
17 |
VVD (41) |
2010-2012 |
10 |
12* |
VVD (31) |
2006-2010 |
10 |
11 |
CDA (41) |
2003-2006 |
9 |
14 |
CDA (44) |
2002-2003 |
10 |
12 |
CDA (43) |
1998-2002 |
9 |
8 |
PvdA (45) |
1994-1998 |
12 |
15 |
PvdA (37) |
1989-1994 |
9 |
10 |
CDA (54) |
1986-1989 |
9 |
9 |
CDA (54) |
1982-1986 |
12 |
15 |
PvdA (47) |
1981-1982 |
10 |
10 |
CDA (48) |
1977-1981 |
11 |
11 |
PvdA (53) |
1972-1977 |
14 |
16 |
PvdA (43) |
1971-1972 |
14 |
15 |
PvdA (39) |
1967-1971 |
11 |
16 |
KVP (42) |
-
*1 afsplitsing tijdens het verkiezingsreces
Het idee om de rechten van deze 'afsplitsers' te gaan beknotten nu het aantal oploopt, lijkt logica te bevatten. Kiezers brengen hun stem veelal allereerst op een partij uit. Voorkeurstemmen spelen in ons bestel een betrekkelijk geringe. Wie zich losmaakt uit het fractieverband en daarmee afstand doet van de partij die voor de kandidering zorgde, heeft ten minste heel wat uit te leggen.
Toch is het de vraag hoever moet worden gegaan om afsplitsers te 'straffen'. Als de mogelijkheid wordt geschapen om lastige fractieleden monddood te maken, omdat afsplitsing tot organisatorische sancties leidt, ondermijnt dat de vrijheid van leden om een eigen, vrije keuze te maken. Het kan dan worden: "je mag anders stemmen dan de meerderheid, maar dan gooien we je er wel uit, en dan kun je verder niet veel meer." Die organisatorische bestraffing zou bovendien nog wel eens een probleem kunnen worden als een fractie in twee even sterke groepen splitst. Je zou kunnen zeggen dat dat nu bij Forum voor Democratie het geval is, waar drie mensen zich hebben afgesplitst, en waarbij Van Haga bijna evenveel stemmen haalde als lijsttrekker Baudet. Wie moet in dat geval beslissen wie dan de 'echte' vertegenwoordiger van het verkiezingsprogramma is? Of blijven de maatregelen zoals nu worden voorgesteld in dat geval achterwege?
Afsplitsing hoort een beetje bij een georganiseerd parlement. Je kunt dat betreuren, maar dat is helaas zo. Fracties moeten leden genoeg ruimte bieden om zelfstandig te oordelen. Alleen wie het daarbij heel bont maakt, kan beter vertrekken. Het liefst helemaal, maar als dat dan leidt tot een afsplitsing is dat vervelend, maar ook niet onoverkomelijk. Maatregelen om dat tegen te gaan, zijn op zich denkbaar, maar dan moet in ieder geval goed over alle consequenties daarvan worden nagedacht. Want misschien is het verhinderen van zelfstandig denken en handelen door individuele leden wel erger dan afsplitsingen.
Dus nogmaals: voorlopig is het wachten op Kamerfractie nummer 21. Wie biedt?
Edgar Hoedemaker is eindredacteur bij PDC en Prof. dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.
Dit artikel is een update van een eerder blog over afsplitsingen in de Tweede Kamer uit 2021.