N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Als dit geen opgepast gedrag is?
Twee incidenten vestigden gisteren weer eens de aandacht op de glijdende schaal waarop de Tweede Kamer zich heeft begeven als het gaat om toegestaan 'wangedrag'. PVV-Tweede Kamerlid Gidi Markuszower zei over minister Sigrid Kaag:
'[...] van mevrouw Kaag weten we allemaal dat ze heel graag terroristen om zich heen heeft. Dat weten we toch?
Later op de avond zei FVD-Tweede Kamerlid Gideon van Meijeren bij de behandeling van een wetsvoorstel over Covid-19:
''Niemand kan zeggen: ich habe es nicht gewusst.'
In het eerste geval protesteerden de Tweede Kamerleden Tunahan Kuzu (DENK), Corinne Ellemeet (GroenLinks) en Hanneke van der Werf (D66), maar fungerend voorzitter Martin Bosma (PVV) zei dat er niet werd beledigd en dat hij dus geen reden zag om in te grijpen.
Zowel BBB-Tweede Kamerlid Caroline van der Plas als PVV'er Fleur Agema namen afstand van de woorden van Van Meijeren. Van der Plas zei dat ze het walgelijk vond, dat een collega op dergelijke wijze verwees naar de holocaust en Agema liet weten dat de verwijzing ontzettend veel pijn deed.
Geschrapte regels
De regels over wat mag worden gezegd in de (plenaire) vergadering zijn de afgelopen decennia enorm opgerekt. In het verleden was zelfs de aantijging 'liegen' niet toegestaan. Maar ook het uiten van beschuldigingen aan derden of het uiten van kritiek op de leiding van de Voorzitter waren uit den boze.
In 2001 schrapte de Kamer de bevoegdheid van de Voorzitter om uitlatingen uit de Handelingen te schrappen. Gehandhaafd bleef echter de bevoegdheid om een lid tot de orde te roepen, met als sanctie de mogelijkheid om hem of haar het woord te ontnemen. Er is op zich best iets te zeggen voor het toestaan van harde woorden, maar dat neemt niet weg dat er zeker grenzen kunnen en moeten worden gesteld.
Van die mogelijkheid werd echter zelden gebruikgemaakt. In 2008 ontnam Voorzitter Gerdi Verbeet aan PVV'er Dion Graus het woord, toen die zijn CDA-collega Henk-Jan Ormel toebeet een 'beginnend lijder aan Alzheimer' te zijn.
Toen in 2011 Geert Wilders PvdA-staatssecretaris Nebahat Albayrak beschuldigde criminele vreemdelingen met open armen te ontvangen en ook nog eens verwees naar samenwerking met haar in opspraak geraakte nicht, COA-directeur Nurten Albayrak, liet de Voorzitter dat passeren.
In hetzelfde debat zei de PVV-fractievoorzitter tegen Verbeet, die hem erop wees dat niet-aanwezigen zich niet konden verdedigen: 'Voorzitter, u kunt vaststellen tot u een ons weegt, maar ik zeg wat ik zeg.'
Dergelijke kritiek op de leiding van de Voorzitter was lange tijd onbestaanbaar geweest.
Nieuwe reglement
In het in 2021 herziene reglement van orde zijn de bepalingen over gedrag in de vergadering versimpeld.
Het leidende beginsel is:
Ieder lid gedraagt zich in de vergadering op een wijze die getuigt van onderling respect, en die geen afbreuk doet aan de waardigheid van de Kamer. (artikel 8.14)
Onder ongeoorloofd gedrag valt het gebruik van beledigende uitdrukkingen en het verstoren van de orde.
Een minister beschuldigen dat zij graag terroristen om zich heen heeft, was in de ogen van de fungerende voorzitter blijkbaar geen belediging en getuigde blijkbaar van 'respect'. Net zomin als het koppelen van de holocaust aan het coronabeleid de waardigheid van de Kamer aantastte.
De glijdende schaal naar beneden gaat dus nog even door. De waardigheid van de Kamer gaat met haar mee, alsof er geen reglement van orde en bevoegdheden van de Voorzitter meer bestaan.