N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De Culturele Dimensie als de centrale politieke dimensie in de Nederlandse politiek
Het politieke landschap in Nederland, en andere West-Europese landen, is al een aantal decennia aan het veranderen. De trend die we zien is de steeds centralere rol van de culturele dimensie in het politieke landschap.
Ik kijk hier naar het klassieke model van de politieke ruimte dat tot 2002 toegepast werd en vervolgens naar de opkomst van een aantal nieuwe tegenstellingen over immigratie, Europa en milieu die in elk geval voor partijen samen lijken te vallen in een nieuwe, sterke culturele dimensie.
Inhoudsopgave van deze pagina:
In het klassieke model van het politieke landschap waren er twee tegenstellingen: tussen economisch links en rechts en tussen moreel progressief en conservatief. Deze tegenstellingen spelen nog steeds een rol in de politiek zij het naast anderen. Deze tegenstellingen zijn weergegeven in in Figuur 1. Omdat deze data uit 2019 komt, bespreek ik de posities van nieuwe partijen als Volt, BBB, Bij1 en JA21 niet.
Aan de linkerkant staan partijen die staan voor een sterke overheid die de verschillen tussen arm en rijk kleiner maakt en die de burger voorziet van publieke diensten. Aan de rechterkant staan partijen die staan voor een kleine overheid, een vrije markt en lage belastingen en geloven dat economische verschillen goed zijn voor de economie. In de figuur staat de SP en GL aan de linkerkant en de VVD en FVD aan de rechterkant. Het CDA, D66 en de PVV nemen alle drie een centrumrechtse positie in. Dat komt niet omdat ze allemaal hetzelfde vinden, maar omdat ze alle drie kiezen voor een mix van linkse en rechtse standpunten: de PVV bijvoorbeeld wil dat er meer geld naar zorg maar kiest ervoor om de toegang van migranten tot de verzorgingsstaat te beperken. D66 ziet het nut in van het marktmechanisme maar staat kritisch tegenover groeiende economische ongelijkheid.
Aan de moreel progressieve kant staan partijen die staan voor de emancipatie van vrouwen en LHBT+ en geloven in een individuele keuze over zaken als abortus en euthanasie. Aan de moreel conservatieve kant staan partijen die geloven in het beschermen van de traditionele waarde van het gezin en het leven. D66 en GroenLinks zijn hier progressief en DENK, CU en SGP zijn hier conservatief. Dit waren tot ongeveer het jaar 2000 de centrale tegenstellingen in de Nederlandse politiek.
Figuur 1: Twee klassieke dimensies.[1]
Sinds 2002 is er een nieuwe tegenstelling in het politieke landschap. Pim Fortuyn introduceerde een culturele tegenstelling tussen wat we als kosmopolitische en patriottische partijen zouden kunnen typeren. Dit ging grotendeels over de plek van de Islam in de Nederlandse samenleving, nationale identiteit, immigratie en integratie. Aan de ene kant zijn er partijen die hechten aan een kosmopolitische en multiculturele invulling van de Nederlandse identiteit die open staan voor migratie en de Islam als een godsdienst zien. Aan de andere kant zijn er partijen die hechten aan een traditionele, nationalistische invulling van de Nederlandse identiteit. Deze stellen dat de Islam op gespannen voet staat met Nederlandse waarden en zien liever minder migranten naar Nederland komen. Dit is de horizontale dimensie in Figuur 2. D66 en GroenLinks zijn hier kosmopolitische partijen en de PVV en FVD zijn hier duidelijk nationalistisch. De SP en CU nemen een bijzondere middenpositie in. Dit zijn allebei partijen die bijvoorbeeld kritisch staan tegenover arbeidsmigratie, maar wel vinden dat Nederland meer vluchtelingen op moet nemen.
Deze tegenstelling omvat tegenwoordig niet alleen meer onderwerpen die alleen samenhangen met migratie en integratie. Ook de standpunten van partijen over veiligheid en privacy, ontwikkelingssamenwerking, Zwarte Piet en racisme, de publieke omroep, kunst en cultuur volgen deze tegenstelling.
Figuur 2: Twee nieuwe dimensies. [2]
Sinds het referendum over de Europese Grondwet van 2005 speelt ook de tegenstelling tussen pro-Europese en Eurosceptische partijen een rol in de Nederlandse politiek. De centrale vraag is hier of Nederland lid moet blijven van de Europese Unie en soevereiniteit moet overdragen naar Brussel op specifieke dossiers, zoals asiel, economisch beleid en buitenlandbeleid. De verticale dimensie in Figuur 2 geeft deze tegenstelling weer. D66 en GroenLinks zijn de twee meest pro-Europese partijen, gevolgd door PvdA, CDA en VVD. De PVV en de FVD die pleiten voor het vertrek van Nederland uit de Europese Unie zijn duidelijk meest eurosceptisch. Maar ook de PvdD, SP en de SGP staan kritisch tegenover de overdracht van overheidstaken naar Brussel. Het opvallende is dat deze tegenstelling tussen pro-Europese en eurokritische partijen ook samenhangt met economische vraagstukken. De partijen die bijvoorbeeld voorstander waren van het verhogen van de AOW-leeftijd staan allemaal aan de pro-Europese kant van het spectrum en de partijen die hiertegen waren staan aan de eurosceptische kant. De reden hiervoor was deze maatregelen nodig waren zodat Nederland zich aan Europese begrotingsregels kon houden.
Op het niveau van politieke partijen is er een sterke verbinding tussen de Europese dimensie en de culturele dimensie: Op de uitersten is dit duidelijk de meest kosmopolitische partijen zijn het meest pro-Europees en de meest patriottische partijen willen dat Nederland uit de EU treedt. Maar het zijn ook de linkse partijen die een meer middenpositie hebben op immigratie die eurosceptischer zijn. Op het niveau van de kiezer is deze band tussen opvattingen over Europese integratie en immigratie er ook maar is deze minder sterk dan onder partijen.
Europa
Sinds het referendum over de Europese Grondwet van 2005 speelt ook de tegenstelling tussen pro-Europese en eurosceptische partijen een rol in de Nederlandse politiek. De centrale vraag is hier of Nederland lid moet blijven van de Europese Unie en soevereiniteit moet overdragen naar Brussel op specifieke dossiers, zoals asiel, economisch beleid en buitenlandbeleid. De verticale dimensie in Figuur 2 geeft deze tegenstelling weer. D66 en GroenLinks zijn de twee meest pro-Europese partijen, gevolgd door PvdA, CDA en VVD. De PVV en de FVD die pleiten voor het vertrek van Nederland uit de Europese Unie zijn duidelijk meest eurosceptisch. Maar ook de PvdD, SP en de SGP staan kritisch tegenover de overdracht van taken naar Brussel. Het opvallende is dat deze tegenstelling tussen pro-Europese en Eurokritische partijen ook samenhangt met economische vraagstukken. De partijen die bijvoorbeeld voorstander waren van het verhogen van de AOW-leeftijd staan allemaal aan de pro-Europese kant van het spectrum en de partijen die hiertegen waren staan aan de euroscptische kant. De reden hiervoor was deze maatregelen nodig waren zodat Nederland zich aan Europese begrotingsregels kon houden.
Op het niveau van politieke partijen is er een sterke verbinding tussen de Europese dimensie en de culturele dimensie: Op de uitersten is dit duidelijk, de meest kosmopolitische partijen zijn het meest pro-Europees en de meest patriottische partijen willen dat Nederland uit de EU treedt. Maar het zijn ook de linkse partijen die een meer middenpositie hebben op immigratie die eurosceptischer zijn. Op het niveau van de kiezer is deze band tussen opvattingen over Europese integratie en immigratie er ook, maar deze is minder sterk dan onder partijen.
Figuur 3: Milieu-, Economische en Culturele Dimensie.[1]
Hoe (licht)groener de partij des te ‘groener’ deze scoort op de milieudimensie.
Sinds de jaren ’70 speelt milieu een belangrijke rol in de Nederlandse politiek. Dit is de laatste jaren vanwege de urgentie van het klimaatvraagstuk nog sterker. Dit gaat om de vraag hoe we klimaatverandering en verlies van biodiversiteit tegenhouden en hoe we omgaan met dieren in bio-industrie: de Partij voor de Dieren en GroenLinks zijn de meest groene partijen, de PVV en de FVD zijn de minst groene partijen.
Milieuvraagstukken hangen op het niveau van partijen zowel samen met de economische dimensie als de culturele dimensie. Partijen die voor een sterke overheid zijn willen vaak ook dat de overheid optreedt om het milieu te beschermen. Partijen die voorstander zijn van een vrije markt verkiezen vaak economische groei boven maatregelen om milieuvervuiling tegen te houden. Tegelijkertijd is er ook een duidelijke samenhang met de culturele dimensie: Nederlandse partijen zien twee existentiële bedreigingen voor Nederland: de dreiging van klimaatverandering voor het Nederlandse landschap en immigratie die de identiteit van de bevolking in Nederland zou veranderen. Het opvallende is dat de partijen die migratie als bedreiging zien, klimaatverandering niet als een bedreiging zien en vice versa. De partijen die het meest groen zijn daarnaast ook vaak voorstander van internationale samenwerking om de mondiale milieuproblemen op te lossen.
Tot nu toe hebben we het landschap op een meerdimensionale manier benaderd. We hebben gekeken naar tegenstellingen over economie, immigratie, milieu en Europa. Het opvallende beeld dat daarbij naar voren komt, is dat partijposities op die laatste drie thema’s vrij sterk clusteren. Er is grofweg een verdeling te maken tussen partijen die klimaatverandering als een groot probleem zien, meer vluchtelingen in Nederland toe willen laten en kiezen voor meer Europese samenwerking en partijen die immigratie als een groot probleem zien, economische groei kiezen boven milieubescherming en uit de Europese Unie willen stappen. Dit lijkt steeds meer de de centrale tegenstelling in de Nederlandse politiek te worden. Daarnaast is er een economische tegenstelling.
Naast al deze specifieke dimensies kunnen we algemene links-rechts dimensie onderscheiden. Het bijzondere daarvan is dat deze niet een vaste betekenis heeft: tot 1940 betekende links in Nederland seculier en rechts Christelijk. Tussen 1946 en 2002 betekende links in Nederland ‘voorstander van een grotere rol van de overheid in de economie’ en rechts ‘voorstander van een grotere rol van de markt’. Sinds 2002 wordt op het niveau van partijen de links-rechts dimensie steeds sterker verbonden aan deze culturele tegenstelling. We kunnen dit zien in hoe partijen in deze expertsurveys geplaatst worden. Sinds 2002 is de culturele positie steeds belangrijker geworden in het plaatsen van partijen in vergelijking met de economische dimensie. Deze trend is belangrijk voor wat duidelijk de centrale conflictdimensie in de Nederlandse politiek is: een steeds sterker cultureel ingevulde links-rechts dimensie.
De uitslag van de verkiezingen van 2021 past in dit beeld: de partijen die sterk gewonnen hebben: D66 aan de ene kant (en ook Volt en Bij1) en de radicaal-rechtse partijen als FVD en JA21 aan de andere kant hebben duidelijk uitgesproken posities op de culturele dimensie.
De economisch linkse partijen hadden op 17 maart 2021 een slechte avond. En dan bedoel ik hier SP, GL, PvdD, DENK, PvdA, CU, 50PLUS en Bij1. Zij gingen van 54 naar 42 zetels. De cultureel linkse partijen bleven echter vrijwel gelijk. En dan bedoel ik hier D66, Volt, SP, GL, PvdD, DENK, PvdA, CU en Bij1. Zij gingen van 69 naar 68 zetels. Kiezers van GroenLinks en de PvdA konden gemakkelijk overstappen naar D66 ondanks het feit dat deze partij een economisch rechts profiel heeft, omdat deze partijen in cultureel opzicht dicht bij elkaar staan.
Dat alles duidt erop dat de centrale conflictdimensie in de Nederlandse politiek een sterk cultureel karakter heeft gekregen.
Simon Otjes is universitair docent Nederlandse Politiek verbonden aan de Universiteit Leiden. Daarnaast werkt hij als wetenschappelijk medewerker bij het Documentatiecentrum Nederlandse Poltieke Partijen (DNPP) van de Rijksuniversiteit Groningen.
[1] Op basis van de Chapel Hill Expert Survey (2019). Dit zijn gemiddelden van plaatsingen van partijen door experts.