N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Belangrijk dat iemand oplet…
“De overheid is niet de oplossing, de overheid is het probleem”. Deze quote van de Amerikaanse president Ronald Reagan uit het begin van de jaren ’80 van de vorige eeuw typeert de toenmalige stemming. De overheid was te groot geworden, haar interventies te talrijk. De overheid moest terugtreden om de maatschappelijke en economische dynamiek ruimte te geven. Ook in Nederland. Marktwerking, privatisering en deregulering was wat de klok sloeg. Of anders functionele of territoriale decentralisatie. Toezicht werd als een last ervaren.
De laatste jaren zien we een duidelijke kentering. Er is een roep om een grotere, een meer sturende, een meer beschermende overheid. Niet meer “laat het maar over aan het vrije spel der maatschappelijke krachten, aan de vrije markt, dan komt het goed”. Maar “het maatschappelijk verkeer moet meer en beter in goede banen worden geleid”. De roep naar meer overheid klinkt steeds luider. De verkiezingsprogramma’s van het afgelopen jaar bevatten veel voorstellen en initiatieven voor een actievere overheid.
Is de overheid dan niet meer het probleem maar de oplossing?
Niet zonder meer. Er zal tenminste het nodige vertrouwen in de overheid moeten zijn en groeien. Ik hoef maar te verwijzen naar de gang van zaken bij de kinderopvangtoeslagen of naar de aanpak van de COVID-19-crisis om duidelijk te maken dat publiek vertrouwen in de overheid niet vanzelfsprekend is. Vertrouwen van burgers en bedrijven is wel onontbeerlijk. Zonder dat vertrouwen kan de overheid haar rollen niet goed vervullen. En als de overheid haar rollen niet goed vervult, zal het vertrouwen in diezelfde overheid niet toenemen.
Bij de overheid gaat niet alles zonder meer goed. Des te belangrijker is het - wil de overheid deel van de oplossing zijn - dat er goede correctiemechanismen zijn. En zelfreflectie. De ook volgens mij noodzakelijke versterking van de overheid zal gepaard moeten gaan met initiatieven om het publiek vertrouwen in de overheid te versterken. Wie meer op de overheid moet kunnen leunen zal die overheid ook moeten kunnen vertrouwen.
Natuurlijk zijn er het parlement, de rechtspraak, de ombudsman, de journalistiek die een essentiële rol vervullen. Maar ook de interne correctiemechanismen binnen de overheid zullen moeten worden versterkt. En daarin horen de rijkinspecties hun partij stevig mee te blazen. Rijksinspecties zien toe op een veelheid van publieke belangen. Het is aan hen om te interveniëren bij schadelijke ontwikkelingen en gedragingen. En deze tenminste publiekelijk te signaleren. Het is ook aan hen te wijzen op nieuwe risico’s. Om aan te geven dat bepaalde regels, of ze nu publiek of privaat zijn, niet goed (kunnen) werken; dat bepaalde zaken in de uitvoering niet goed lopen of van tevoren aangeven dat ze niet goed kunnen lopen. Zij horen er op te letten dat bedrijven of burgers niet in de knel komen. Dat is geen geringe opgave waar de rijksinspecties voor staan. Het is niet weinig wat van hen verwacht mag worden. Maar dat alles is volgens mij essentieel voor publiek vertrouwen in de overheid. Voor dat vertrouwen is het belangrijk “dat er iemand oplet”.
Dat gaat natuurlijk niet vanzelf. We moeten ons er rekenschap van geven dat onder meer de jarenlange bezuinigingen op de inspecties de nodige investeringen en hersteltijd vragen.
Ook voor het werk van ons als rijksinspecties is vertrouwen van het publiek essentieel. Dat vergt een open vizier naar de samenleving, dat we ons verstaan met burgers en bedrijven, dat we geen duizend-dingen-doekjes zijn en dus moeten kiezen, dat we weten wat er speelt, dat we deskundig zijn en dat we onafhankelijk zijn.
Over dat laatste mag geen enkele twijfel zijn. Wij kunnen als rijksinspecties, vanzelfsprekend onderdeel van het bestuur van het land en van groot belang als ingebouwde stabilisatoren van datzelfde bestuur, niet de schijn tegen hebben dat we aan een leiband lopen, dat we niet kunnen onderzoeken wat we nodig achten, dat we niet vrij zijn om op te treden, te signaleren of te oordelen. Die schijn moet vermeden worden. Daarom bepleiten wij een nieuwe Wet op de rijksinspecties. Waarin de onafhankelijkheid stevig wordt verankerd. Voor het publiek vertrouwen in de inspecties in het bijzonder en dat in de overheid in het algemeen. Wie op de overheid moet kunnen leunen, moet op die overheid kunnen vertrouwen.
Jan van den Bos, Inspecteur-Generaal bij de Inspectie Leefomgeving en Transport, is voorzitter van de Inspectieraad.