Staatscommissie adviseert spreekbuis-democratie

zaterdag 13 juni 2020, 14:00, analyse van mw Annemarie Kok

Heeft de Staatscommissie parlementair stelsel onder voorzitterschap van Johan Remkes met haar eind 2018 verschenen eindrapport een waardevolle aanzet gegeven tot het versterken van de representatieve democratie? Ik vind van niet. Naar mijn oordeel schiet haar probleemanalyse tekort, is haar opvatting van ‘representatie’ dubieus en pleit ze ten onrechte voor meer rechtstreekse burgerinvloed.

Mijn kritiek op het gedachtegoed van de staatscommissie heb ik onlangs verwoord en onderbouwd in een uitgebreide beschouwing, waarnaar onderaan dit korte artikel wordt verwezen.

Samenvattend luidt mijn hoofdbezwaar dat de commissie blijk geeft van een aan populisme grenzende kijk op de bedoeling van parlementaire vertegenwoordiging. Volgens haar moeten volksvertegenwoordigers ‘de belangen, idealen, ideeën, aspiraties en ambities van burgers’ herkenbaar weerspiegelen, en als het even kan ‘verwezenlijken’. Ook noemt ze het een inherente tekortkoming van de indirecte democratie dat politieke besluiten niet altijd overeenstemmen met wat een (tussentijds gepeilde) meerderheid van de bevolking ‘zelf’ had gewild.

Om precies te zijn betekent ‘representatie’ voor de commissie in het ideale geval dat alle burgers (1) zich inhoudelijk gehoord weten, (2) zich met persoonlijke kenmerken van gekozenen kunnen identificeren en (3) zich in hun behoeften gezien voelen. De notie dat parlementsleden bestaan om de regering te controleren, mee te denken over het te voeren beleid inzake tal van complexe kwesties, onderling te debatteren, creatief naar aanvaardbare compromissen te helpen zoeken en politieke knopen door te hakken, is in dit concept opvallend afwezig.

De commissie werpt aldus een alternatieve, volgens haar ‘eigentijdse’ democratische norm op − een norm die sterk afwijkt van wat de meeste volksvertegenwoordigers sinds jaar en dag feitelijk doen, en ook geácht worden te doen conform aloude interpretaties van de Grondwet waarin de parlementaire partijendemocratie naar voren komt als de beste methode om vreedzaam en zorgvuldig om te gaan met de verschillende visies en de botsende belangen die zich in een pluriforme samenleving altijd zullen voordoen.

Dit is althans de visie op (het belang van) ‘vertegenwoordiging’ die ik als publicist graag van een actuele inhoudelijke argumentatie voorzie, door stil te staan bij het ‘werk’ dat er bij politiek komt kijken, bij de juridische, ambtelijke, wetenschappelijke en journalistieke omgeving waarin dat werk gelukkig is ingebed, en bij de wisselwerking tussen politiek/bestuur en samenleving die op vele manieren voortdurend plaatsvindt.

Mijn probleem met Remkes’ representatie-concept is verder dat de commissie niet beredeneerd van de gangbare betekenis van ‘vertegenwoordigen’ afstapt: waaróm zij kennelijk vindt dat gekozenen vooral naar burgers moeten luisteren, wordt niet toegelicht.

Het geheel aan twijfelachtige stellingnames van de staatscommissie mondt uit in een vijftal voorstellen die samen de democratie directer moeten maken, met voor elke bevolkingsgroep wat wils. Dit pakket betekent een devaluatie van politieke partijen en het parlement, en zal slechts leiden tot democratische frustratie.

Ook dringt de commissie hoogst wazig aan op ‘een nieuwe politiek-democratische cultuur, met een grotere nadruk op politieke nabijheid’. Mede daarin zou voortaan de ‘legitimiteit’ van het parlementaire stelsel moeten schuilen.

Al met al gelooft de commissie niet echt in verbetering van onze bestaande politiek-bestuurlijke infrastructuur. Een veel te voorbarige conclusie.

Volledig artikel (PDF)

 

Annemarie Kok is zelfstandig onderzoeker, publicist en docent aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Deze bijdrage stond in