N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Kennismakingsbezoeken in de Eerste Kamer
Commissies in de Eerste Kamer nodigen nieuwe bewindslieden uit voor een kennismakingsgesprek. Zo kwam Ankie Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en voormalig voorzitter van de Eerste Kamer, op 15 oktober op bezoek. Oud-griffier Geert Jan Hamilton licht toe dat deze gesprekken geen uitbreiding van de controlebevoegdheden van de Eerste Kamer vormen, maar dat de openbaarheid ervan de laatste jaren wel is toegenomen. Hij geeft aan dat het niet zou misstaan om deze gesprekken ook met kandidaat-bewindslieden te voeren en op die manier een marginale toetsing van de bekwaamheden van bewindspersonen te bewerkstelligen.
Op 15 oktober 2019 stond op de agenda van de commissies voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ) en voor Justitie en Veiligheid (J&V) van de Eerste Kamer een kennismakingsgesprek met de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, Ankie Broekers-Knol. Hier en daar werd wat gegniffeld over dit gesprek. Wat viel er nou kennis te maken tussen mevrouw Broekers-Knol en de Eerste Kamer? De nieuwe staatssecretaris was tot de dag van haar aantreden in deze functie 18 jaar lid van de Eerste Kamer geweest, waarvan de laatste zes jaar als voorzitter.
Gebruikelijk
Ik kreeg de vraag hoe een kennismakingsgesprek als dit staatsrechtelijk moet worden geduid en of hier sprake is van een sluipende uitbreiding van het arsenaal controle-instrumenten waarvan de Eerste Kamer zich bedient.
Dat laatste is niet het geval. Kennismakingsgesprekken met bewindslieden in vaste commissies zijn al jaren gebruikelijk in de Eerste Kamer. In het geval van staatssecretaris Broekers ging het om een dubbele aanleiding. Nieuw aangetreden bewindspersonen plegen in hun nieuwe hoedanigheid kennis te komen maken met de leden van de vaste commissies die zich met hun portefeuille bezighouden. Doorgaans worden die gesprekken ingepland na het aantreden van een nieuw kabinet, maar na het tussentijds aantreden van een nieuwe bewindspersoon vindt ook een kennismakingsgesprek plaats. Na verkiezingen voor de Eerste Kamer komen in beginsel alle bewindspersonen weer langs bij ‘hun’ commissies in verband met de mutaties die zich in de Kamer, en dus ook in de commissies, hebben voorgedaan. De op 11 juni 2019 aangetreden Eerste Kamer telt maar liefst 44 nieuwe leden ten opzichte van de Kamer in voorgaande samenstelling. Vier van hen waren in een eerdere zittingsperiode al lid geweest, maar liefst 40 (van de 75) senatoren begonnen aan hun eerste termijn. De nieuwe Kamer is qua samenstelling bepaald niet meer de Kamer, waarvan mevrouw Broekers als voorzitter afscheid nam. Het kabinet en alle bewindslieden hebben van doen met een gewijzigd samengestelde Eerste Kamer, alle reden om het contact met nieuwe woordvoerders in gang te zetten en met de commissies als geheel te vernieuwen. In dit geval ging het om een ‘nieuwe’ staatssecretaris die kwam kennis maken met vernieuwd samengestelde commissies.
Het uitnodigen van bewindslieden na een portefeuillewisseling, respectievelijk een gewijzigde samenstelling van de Eerste Kamer na verkiezingen, als ook het ingaan op zo’n uitnodiging, kan gezien worden als een hoffelijkheid van parlement en leden van het kabinet over en weer. Gevallen waarin op zo’n uitnodiging niet is ingegaan, zijn mij niet bekend. Een kennismakingsgesprek heeft een aftastend, oriënterend karakter en pleegt niet aangegrepen te worden om politiek hete hangijzers tot de bodem aan te pakken. Desalniettemin staan ook deze gesprekken in de sleutel van de ministeriële verantwoordelijkheid (art. 42 Grondwet) en de inlichtingenplicht van bewindslieden naar Kamerleden (art. 68 Grondwet).
Openbaarheid
Het informele karakter van een kennismakingsgesprek werd in het verleden wel onderstreept, doordat het gesprek in beslotenheid plaats vond en er (doorgaans) ook geen verslag van werd gemaakt. Kennismakingsgespreken deden en doen geen afbreuk aan de normale wetgevingsprocedure die voor bij de Eerste Kamer aanhangig gemaakte wetsvoorstellen geldt en in het reglement van orde van de Eerste Kamer geregeld is. Wel was het gebruikelijk dat, in het geval dat een bewindspersoon tijdens zo’n gesprek een ‘toezegging’ deed, die toezegging later in een brief aan de Kamer als geheel werd bevestigd.
Dat de burger in de toekomst ook van kennismakingsgesprekken meer kan gaan merken, hangt samen met de grotere openbaarheid van hetgeen in het commissievergaderingen aan de orde komt, waartoe de Eerste Kamer in de afgelopen jaren nadrukkelijk heeft besloten. Commissievergaderingen waren tot 2017 in beginsel besloten. Dat had enerzijds te maken met het vaak sterk procedurele karakter van commissievergaderingen. Procedurevergaderingen werden als niet interessant voor de burgers beschouwd. Alle inhoudelijke aspecten van aanhangige wetgeving waren te vinden in de schriftelijke stukken die regering en parlement uitwisselden en de openbare debatten die plenair, en dus ook openbaar, plaatsvonden. Bovendien was er een ruimtelijk probleem in de Eerste Kamer: de commissiekamers waarover de Kamer beschikt, bieden nauwelijks ruimte om naast Kamerleden, bewindslieden en ambtenaren ook anderen een zitplaats te bieden.
In toenemende mate wekte het niet-openbare karakter van commissievergaderingen wrevel op, zeker ook bij Kamerleden zelf. In 2017 heeft de Eerste Kamer op initiatief van de door haar destijds ingestelde Commissie Werkwijze Eerste Kamer besloten te kiezen voor het uitgangspunt van openbaarheid van alle commissievergaderingen. Alle meer inhoudelijke vergaderingen (mondelinge overleggen met bewindslieden, hoorzittingen, deskundigenbijeenkomsten) zijn ingevolge de gewijzigde artikelen 51 en 53 van het Reglement van Orde Eerste Kamer openbaar, tenzij de commissie anders besluit. Technisch werd dit mogelijk gemaakt doordat in de grootste commissiezaal, evenals in de plenaire zaal al sinds enkele jaren het geval was, audio- en videoapparatuur is aangebracht ten behoeve van livestreaming van de vergaderingen. Analoog hieraan hebben de genoemde commissies kennelijk besloten het kennismakinggesprek met de nieuwe staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ook in openbaarheid te doen plaats vinden. Dat net het kennismakingsgesprek met de staatssecretaris in wier periode als voorzitter van de Eerste Kamer de grotere openbaarheid zijn beslag heeft gekregen, het eerste was dat door alle geïnteresseerde burgers (dus ook journalisten en wetenschappers) kon worden gevolgd, mag een gelukkig toeval heten. Het is in elk geval een novum. Een precedent is, lijkt mij, hiermee wel gezet.
Exemplarisch
Het kennismakingsgesprek dat de staatssecretaris met de commissies voerde, mag exemplarisch heten voor wat een dergelijk gesprek moet behelzen. Een korte algemene uiteenzetting over de uitgangspunten waarop de bewindspersoon haar beleid wil baseren, een korte rondgang langs de wetsvoorstellen die zij in voorbereiding heeft en reeds bij het parlement aanhangig zijn (met in dit geval de aankondiging dat zij voornemens is op een reeds bij de Eerste Kamer aanhangig wetsvoorstel door middel van een bij de Tweede Kamer in te dienen nieuw wetsvoorstel een wijziging aan te brengen, hetgeen zij – omdat het verzoek hiertoe niet van de Eerste Kamer was uitgegaan – niet als ‘novelle’ wenste te duiden), als ook aandacht voor enkele actuele kwesties rond vluchtelingen, asiel en migratie. De Kamerleden hebben de politica die een aantal van hen al langer kenden, in haar nieuwe rol leren kennen, en de bewindspersoon weet wie de woordvoerders zijn met wie zij de komende jaren in de Eerste Kamer van doen heeft. In staatsrechtelijke zin is er niets mis met deze omgangsvorm tussen regering en Kamer, lijkt mij.
Noviteit
Een noviteit zou het zijn, als Eerste Kamercommissies tegen het einde van een kabinetsformatietraject, en eventueel bij een tussentijdse vacature, kennismakingsgesprekken gingen voeren met kandidaat-bewindslieden. In het licht van enkele incidenten die zich in de achterliggende jaren in het personeelsbeleid voor een nieuw kabinet hebben voorgedaan, zou een marginale parlementaire toetsing van de bekwaamheid van een beoogde bewindspersoon om de desbetreffende portefeuille te behartigen, uit de flank van de chambre de réflexion, niet misstaan. Zo’n kennismakingsgesprek, of hoorzitting, zou zich uiteraard ook in de openbaarheid moeten voltrekken. De commissie zou eventuele kanttekeningen in adviesvorm ter kennis van de formateur kunnen brengen. Ik besef dat deze suggestie een iets grotere betrokkenheid van de Eerste Kamer in het formatieproces betekent dan thans usantieel is, maar zij zou de kwaliteit van het bestuur ten goede kunnen komen, evenals een vruchtbare samenwerking tussen kabinet en Staten-Generaal.
Geert Jan Hamilton was van 2006 tot 2018 griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.