N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Senates in crises: verslag van een conferentie
Senaten in Noordwest-Europa en Canada hebben een sterk uiteenlopende geschiedenis, waarbij nogal specifieke omstandigheden bijdroegen aan instelling en (soms) afschaffing. De conclusie dat de Nederlandse Eerste Kamer het beste en zelfs sterkste 'Senaat' overeind is gebleven, kan gerust worden getrokken.
Op 24 en 25 mei was er in het Trippenhuis in Amsterdam, een door de KNAW georganiseerde conferentie over 'Senates in Crises'. De volledige titel geeft aan waar het om ging: 'The Senate and the people in North-Atlantic small power constitutional monarchies. The Low Countries, Scandinavia, Ireland and Canada from ca. 1800 to the present.
Het voert te ver om de afzonderlijke geschiedenis van de Senaten in de diverse landen te belichten, maar omvang van het land en daarmee samenhangend de wens om regio's parlementaire vertegenwoordiging te geven, was vaak een belangrijke factor voor instelling. In Canada en Zweden bijvoorbeeld.
In Denemarken hing de komst van een Senaat mede samen met de gecompliceerde positie van Sleeswijk-Holstein, in Finland - dat overigens maar kortstondig een Senaat had - met de strijd tegen de Russen, en in Ierland met de vrijheidsstrijd. Voor Nederland was de vereniging met de Zuidelijke Nederlanden in 1815 zoals bekend een belangrijke factor.
Aardig was om te horen dat Noorwegen bij zijn keuze voor een tweekamerstelsel onder andere 'ons' Bataafse Vertegenwoordigend Lichaam als voorbeeld heeft gehad. Dat parlement splitste zich na verkiezing in twee Kamers, waarbij het 'Hogerhuis' als chambre de réflexion optrad. Omdat steeds meer aan de meerwaarde werd getwijfeld, schafte Noorwegen het stelsel in 2007 af.
Voor Zweden gold in 1971 dat het bestaan van Kamers met een tegengestelde politieke meerderheden als hinderlijk voor het politiek functioneren werd gezien. De sociaaldemocraten die het Hogerhuis domineerden, verzetten zich niet tegen de wens van de conservatieve meerderheid van het Lagerhuis en steunden in een referendum het voorstel tot afschaffing.
Zowel bij de Noorse, Zweedse als Deense wetenschappers die op de conferentie aanwezig waren, bleek er toch enige spijt over het ontbreken van een 'tweede' oordeel over wetgeving. In geen van deze landen speelt het referendum een rol als correctiemogelijkheid op besluiten van het uit één Kamer bestaande parlement.
De Nederlandse Eerste Kamer heeft zich getransformeerd van 'bolwerk' van de macht (een hindermacht, die het 'kwade' moest voorkomen) in een zich constructief opstellend lichaam, dat dankzij een vetorecht kan bijdragen aan verbetering van de wetskwaliteit.
Dat er niettemin door de indirecte verkiezing, de onduidelijkheid over de erkenning van het politieke primaat van de Tweede Kamer en een mogelijk te grote politiek rol toch haken en ogen zitten aan haar bestaan (en in ieder geval aan haar positie) valt niet te ontkennen.
Te bezien valt of vertegenwoordigers van de Staatscommissie parlementair stelsel, die aanwezig waren op de conferentie, veel lessen kunnen trekken uit de inbrengen op deze vooral historisch gerichte bijeenkomst. Mijn eigen bijdrage was feitelijk één van de weinige die zich ook bezighield met het heden. Duidelijk is wel dat onze Eerste Kamer in allerlei opzichten uniek is.
Vraag is dan natuurlijk niet zo zeer of dat verklaarbaar is, maar wel of het wenselijk is.