N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Merkel IV: Niederländische Verhältnisse?
Op 14 maart werd Angela Merkel voor de vierde keer tot Bondskanselier gekozen van een coalitie van CDU/CSU en SPD. Vooral in de SPD gaf deze hernieuwde regeringsdeelname veel discussie. Wat voor coalitie is het geworden?
Dat kan beoordeeld worden door – vergelijkenderwijs met Nederland - de vier voor coalitievorming benodigde P’s te beschouwen, zoals ik dat ook gedaan heb in mijn vorig jaar verschenen proefschrift getiteld ‘Coalitievorming – Een vergelijking tussen Duitsland en Nederland’: partijen, programma, personen en portefeuilleverdeling.
Partijen
De partijencombinatie kwam na de verkiezingen van 24 september 2017 uitzonderlijk laat tot stand: voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis was er na verkiezingen een heuse tevergeefse onderhandelingsronde. CDU/CSU probeerden eerst een coalitie te vormen met FDP en Groenen, maar FDP-voorman Lindner trok op 19 november daar de stekker uit. Zo’n coalitie zou bij voorbaat van historische betekenis geweest zijn. Coalitievorming in Duitsland is namelijk sinds 1983 heel overzichtelijk: er zijn twee blokken (CDU/CSU en FDP enerzijds, SPD en Groenen anderzijds) die gaan regeren als een van hen de meerderheid haalt. Lukt dat beide niet (de situatie sinds 2013), dan komt er een grote coalitie. Die vuistregel blijft nu opgaan.
In Nederland kijken we niet vreemd op van zo’n vergeefse ronde: gemiddeld waren er vanaf 1946 twee rondes nodig voordat een partijencombinatie tot stand kwam. In 2017 waren het er drie: twee keer het zogeheten motorblok van CDA, VVD en D66 met GroenLinks, en eenmaal (zij het ultrakort) met de ChristenUnie – tevens de uiteindelijke combinatie. Duitsers werken echter traditioneel graag resultaatgericht en vinden snel dat er tijd verspild wordt.
Toch is er in 2017 veel veranderd: nog nooit had een coalitie van CDU/CSU met SPD procentueel zo weinig zetels, maar vooral: nog nooit was er tweemaal achter elkaar een grote coalitie. Die geldt in Duitsland als een soort noodoplossing die houdbaar is tot de volgende verkiezingen. Het leidt tot politikverdrossenheit: de coalitie is zo breed dat de oppositie haar plek moet bevechten. Dat was al zo bij de eerste grote coalitie – tussen 1966 en 1969 – vanwege de vrees voor opkomst van extreemrechts. Dat gebeurde toen doordat de NPD opkwam (al bleef die onder de kiesdrempel van 5%). Nu zien we de stormachtige entree van de AfD in de Bondsdag; de SP-achtige oppositie van Die Linke was er al sinds 1990.
Programma en personen
Het coalitieakkoord telde 177 pagina’s. Dat is veel, maar geen record: dat werd in 2005 gevestigd (bij de tweede grote coalitie uit de naoorlogse geschiedenis). Ook in Nederland kwam er een relatief dik akkoord uit de bus rollen (68 pagina’s), maar werd het record van 90 pagina’s uit 1998 niet gebroken.
Bij de bemensing van het kabinet trok vooral de aandacht dat de SPD deze benutte voor enige afrekeningen in eigen kring: zowel lijsttrekker Martin Schulz als vice-Bondskanselier Sigmar Gabriel moesten het veld ruimen. Natuurlijk wordt ook reikhalzend uitgekeken naar de opvolging van Angela Merkel: zowel voor haar illustere voorgangers Konrad Adenauer als voor Helmut Kohl gold dat als zij op hun hoogtepunt hadden willen stoppen, dat na drie termijnen hadden moeten doen. Adenauer ging vanaf 1961 zijn beoogd opvolger Ludwig Erhard stevig in de weg zitten, en Kohl zag na 1994 zijn glans als Kanzler der Einheit steeds verder afbrokkelen, uitmondend in de tragische Spendenaffaire na zijn ambtstijd.
Portefeuilleverdeling
De drie coalitiepartijen CDU, CSU en SPD hebben – in absolute aantallen zetels gemeten – elk ongeveer 20% verloren. In aantallen stemmen is het verschil overigens groter, doordat de Bondsdag in 2017 het recordaantal van 709 zetels heeft gekregen. Dat zeteltal zal verder groeien, zolang er geen manier gevonden is om de helaas on(na)volgbare manier waarop de zetels verdeeld worden te hervormen. De helft van het aantal kandidaten wordt in een district gekozen en de andere helft via een partijlijst, maar daardoor zijn er extra zetels te verwerven, die dan weer gecompenseerd moeten worden voor de partijen die daar nadeel van ondervinden.
Van de drie coalitiepartijen heeft zonder twijfel de SPD verreweg de beste zaken gedaan. Ze had daartoe strategisch ook de beste uitgangspositie na het afhaken van de FDP (en daarmee ook de Groenen). Vergeleken met de zetelverdeling in de vorige periode is de CDU immers de hoofdprijs in de vorm van het belangrijkste departement, Financiën, kwijtgeraakt aan de SPD, om er Economische Zaken voor terug te krijgen. CDU en CSU ruilden verder Landbouw en Binnenlandse Zaken – onder toevoeging van de nu al beroemde Heimat-portefeuille voor Horst Seehofer.
Een neveneffect van de lange duur van de formatie in Nederland was dat er niet opnieuw discussie ontstond over hoorzittingen met kandidaat-bewindslieden: in Duitsland was die discussie er al niet, en misschien is die hier nu ook uitgedoofd.
Conclusie: versplintering
In deze grafiek is weergegeven hoeveel dagen de onderhandelingen over een nieuwe coalitie in beide landen duurden in de naoorlogse periode:
Coalitievorming duurt in Nederland gemiddeld dubbel zo lang. Dat komt doordat in Nederland representativiteit de politieke kernwaarde is, en in Duitsland stabiliteit. Opvallend is echter dat de grafieken wel eenzelfde trend lijken te kennen. In 2017 is die voortgezet: in beide landen is het duurrecord formeren gebroken.
Dat vindt uiteraard zijn oorzaak in de politieke versplintering. Zo zijn in beide landen de grootste partijen veel kleiner geworden. De Bondsdag kende van 2013 tot 2017 bovendien slechts vier fracties; nu zijn dat er zes (de FDP keerde terug nadat ze in 2013 de kiesdrempel niet haalde, de AfD debuteerde).
In de Bondsrepubliek wordt bij toenemende instabiliteit al snel gesproken over niederländische Verhaltnisse. De omstandigheden om van de nieuwe grote coalitie een succes te kunnen maken zijn echter nog niet direct zichtbaar: een niet-meer-zo-grote-coalitie, een Bondskanselier in haar laatste periode, felle oppositie van links en rechts: het lijkt erop dat de oosterburen er maar beter aan kunnen wennen dat de politieke verhoudingen wat meer op de onze zijn gaan lijken…